Interview: Ricky van Duuren
Known For: bassplayer for Boegies and Moonlizards
By: Michael Kopijn
Thanx: Barbara Stok
How: Face to Face
When: 26 August 2020

Michael: Waar kom je oorspronkelijk vandaan en hoe ben je voor het eerst in aanraking gekomen met punk?
Ricky
: Ik kom uit Enschede en trok naar Groningen omdat ik hommeles had gekregen met mijn pa vanwege mijn gedrag. Ik was tot ongeveer m’n 17de altijd een nogal solitair en braaf jongetje dat vooral op z’n kamertje maar wat zat te tekenen. Totdat ik de Sex Pistols zag op TROS Disco Circus waar m’n vader zich nogal over opwond (in 1977, Michael). Vervolgens werd ik smoorverliefd op Debbie Harry van Blondie die ik bij TopPop had gezien. Ik knipte een foto van haar uit de Popfoto en maakte er zelf een button van. Omdat ik die button droeg kwam ene Egbert, die bij mij op de MAVO zat, op me af en gaf mij een cassette met daarop de 1e van Ivy Green en “Young Loud And Snotty” van The Dead Boys. De uitbater van de plaatselijke Elpee tipte mij platen van Richard Hell, the New York Dolls en Television. Later ontdekte ik ook nog de 1ste van de Ramones en toen was het hek wel van de dam.

Er was een klein groepje punkfiguren en new wavers in Enschede (Tuppus, Han Dell, Hansie, Tonnie, Peterman, Eddie Lowdown, Thijsje). Met Tonnie, die ik nog kende van de Kiss Fanclub en Tae Kwon Do, en die ook punk was geworden ging ik vaak naar de Bijenkorf (jongerencentrum in Enschede) naar dingen zoals Bram Tchaikovsky en de band van Adje van der Berg en in de Schouwburg was ook wel eens wat New Waverigs maar het was niet veel soeps. Er was eigenlijk niets te doen op muziekgebied, je was al blij wanneer Herman Brood in de buurt speelde. Ik leerde Niek Schutter (punknaam: Vim Attaquo) kennen op een avondje stappen in de stad. Die studeerde in Groningen en via hem ben ik in 1980 hier beland. Via de kraakvereniging PKG heb ik toen samen met Tonnie en Hansie, die ondertussen ook naar Groningen waren gekomen, een krot van een pand gekraakt bij het politiebureau om de hoek. Daarna ging ik van kraakpand naar kraakpand. Ik woon nu al 22 jaar op hetzelfde adres maar daarvoor heb ik op wel 18 verschillende plekken gewoond.

Michael: Hoe ben je actief geworden en wat heb je zoal gedaan?
Ricky
: Al gauw toen ik in Groningen woonde, kwam ik in Simplon terecht. Door al die punks en punkmuziek die ik daar om me heen kreeg werd ik nogal wild in de kop en kreeg behoorlijk wat kapsones. Ik begon nogal veel te drinken en me te misdragen en in die tijd werd je dan door jeugdwerker Peter Schriemer (de zanger van punkband avant la lettre Subway) met een paar welgemikte kaakslagen, ter correctie, de tent uitgeslagen. Het beleid was dan zo dat je er wel weer in mocht maar dan moest  je wel vrijwilliger worden. Ze gaven je wat verantwoordelijkheid in de hoop dat je dan weer een beetje in het gareel kwam was het idee denk ik. Ik begon achter de bar maar dat vond ik niks, zo kwam ik op de zeefdruk terecht, die werd gerund door Rudy, een oude hippie, die leerde me de techniek.

Nul-50 (1980 – 1981)
Toen ik in de stad kwam, speelden Peter Millenaar en Henkie (= Henk van der Lei), door het nijpende gebrek aan bassisten, bas in bijna alle bands die ik zag. Toen Gerard van Nul-50 hoorde dat ik een basgitaar had werd ik min of meer bij hun ingedeeld. Die basgitaar had ik ooit eens in Enschede in de aanbieding aangeschaft. Ik dacht eigenlijk een gitaar te kopen, maar het bleek een bas te zijn. Ik wist van toeten noch blazen, behalve dan dat ik in een band wou spelen. Bij Nul-50 deed ik eigenlijk maar wat. Ik kan me een optreden met hun herinneren, op een punkfestival in Simplon. Dat was mijn debuut als podiumartiest, zal 1981 zijn geweest.

Heino & De Gillettes (1982 – 1983)
Han Dell was ondertussen ook naar Groningen gekomen vanuit Enschede en samen met Eric Poort en Derk Jan Wooldrik, die uit de nogal vermaarde Boobs kwamen, zijn we toen met de Gillettes begonnen. Derk Jan de gitarist heeft me toen uitgelegd waar ik m’n vingers neer moest zetten en Eric de drummer waar de 1 en de 3 zaten en toen had ik het eigenlijk vrij snel onder de knie. We repeteerden in het kraakpand aan de Oude Boteringestraat. Daar woonde ik samen met Han en ook met Hansie en Peterman want die waren ook naar hier verhuisd. Dat was een huishouden een beetje ala The Young Ones.

The Madleys (1983 – 1984)
Opgericht in Simplon na het spelen op de wekelijkse open sessie, als ik het mij goed herinner. We hebben op wat punkfesivals in Simplon gestaan en zijn een paar keer voorprogramma geweest her en der. Bij het Popburo hebben we nog een demo opgenomen, mijn eerste studio-ervaring. Dik Smid met wie ik later in de Moonlizards kwam te spelen speelde gitaar bij de Madleys.

Boegies (1984 – 1986)
Ik was eerst een hele tijd een soort van roadie/hanger-on van de Boegies. Bogdan met wie ik bevriend was, de toenmalige bassist, was aan de heroine geraakt en stond op een keer ‘s nachts helemaal gefreakt bij mij aan de deur en vond het toen maar tijd dat ik hem op zou volgen. Hoe het allemaal precies gegaan is weet ik niet meer maar Mark en Hein de gitarist en drummer van de Boegies vonden het blijkbaar een goed idee. Ik heb mezelf toen, strak van de speed, in twee weken tijd het hele repertoire van 53 nummers aangeleerd. De lappen vel hingen aan m’n vingers.

Toen ik er net bij kwam was het een te gekke punkband met hier en daar maffe carnaveleske trekjes, eigenlijk een waanzinnig idiote band. Op een gegeven moment hebben we toen in een geitige bui tijdens een repetitie het nummer “Meh” gemaakt. We vonden dat alle vier eigenlijk best wel een stompzinnig nummer. We speelden dat weekend in De Eland in Delft en hadden zoiets van, we spelen “Meh” gewoon één keertje, om te lachen. We zetten het nummer in en de hele tent stond op z’n kop. Hier komen we niet meer vanaf, dacht ik toen al…. Kees van Kooten noemde het een uiting van hedendaags dadaisme. Het nummer werd opgepikt door Wim T. Schippers die DJ was bij de VPRO. Hij lulde door alle nummers in z’n programma ‘ Ronflonfon met Jacques Plafond’ behalve door ‘Meh’ van de Boegies, dat hij elke week draaide. We zijn ook een paar keer bij de VPRO geweest. Jonge Helden, Villa 65 en de Wilde Wereld en Wim T. Schippers kwam altijd even kijken. Het succes ging een beetje op de loop met ons. Alles moest opeens lollig, geinig, leukig, clowntje hier, clowntje daar zijn. Dat hele gedoe begon me een beetje tegen te staan. Ik was ook helemaal niet zo van de lol, thuis zat ik hele nachten op speed naar de Stooges te luisteren. Er moest ook nog eens een profi boekingburo aan te pas komen. Om ons van het kraakpand naar het poppodium te brengen, so to say. Ik heb toen m’n ontslagbrief geschreven. Later heb ik nog wel m’n opvolger Maarten, die bij mij op de afdeling van het ORKZ woonde, alle nummers geleerd. Ik was uiteindelijk toch meer van The Dead Boys dan van The Toy Dolls.

Henk en het Huis (1986 – 1990)
Op een gegeven moment luisterde ik naar hele andere muziek dan punk. Jimi Hendrix, the Velvet Underground, the 13th Floor Elevators. Dingen als the Flaming Groovies. Samen met Tuppus (die vanuit Arnhem naar het noorden was gekomen), Niek en Piet Kleingansey ben ik toen Henk en het Huis begonnen. We probeerden jaren 60 psychedelica te mengen met een soort postpunk zoals bands als Firehose dat speelden. Later kwam Siep Wip erbij, We waren best goed eigenlijk maar ook te warrig om ons echt in de kijker te spelen. Nog wel een paar keer bij VERA gestaan.

Moonlizards (1988 – 1995)
Het begon als project om een voorprogramma te kunnen doen voor The Rhythm Pigs. Bij gebrek aan een naam noemden we ons de Pig Rhythms. Men was enthousiast. Ik speelde bas, Dik Smid op gitaar, Jurgen Veenstra was zanger en Gert Alles drumde. Gert vertrok opeens uit de stad en werd vervangen door Adam Wachters. Die kende ik al want tijdens de open muziekdag stond hij al eens met z’n drumstel voor het kraakpand van de Schoolstraat voor mijn deur. Hij was op zijn 15e al een weergaloze drummer. Hij was vanaf kinds af aan opgeleid door Peter Walrecht, drummer van oa Herman Brood. Die had verkering met z’n moeder. Met Adam erbij hebben we toen in de gekraakte Villa Gelria een demo opgenomen met Jelke Haaisma, van de friese band the Visitor. Later nog twee albums uitgebracht: ‘Fooom‘ en ‘Stradivarius Transistor‘. We hebben getourd met de duitse band de Spermbirds in Zwitserland, Italië en Duitsland en later nog met Kädävérbäk in Polen en we hebben op de tweede editie van Lowlands gespeeld. Na een jaar of vijf was de puf eruit blijkbaar want toen zijn we ermee gekapt.

Michael: Waren er in die tijd problemen met geweld?
Ricky
: In Enschede was het wel vaak raak. Dan liep ik in m’n eentje over straat, ging de deur van de nachtclub open en dan kwam de portier naar buiten, die gaf me er gewoon één en dan ging die weer naar binnen. Maar vechtpartijen toen en vechtpartijen nu was toch wel anders. Een mes werd niet getrokken. Er stond gelijk wel een soort van kringetje van toeschouwers omheen en als je dan neer was gegaan dan was het afgelopen. Er was ook echt helemaal niets te doen in Enschede. Je kon in het café een biljartje leggen en dat was het. En de tijd rond de ontruiming van het WNC was ook vreselijk.

Michael: Je had toen het probleem met het A.N.S. (Aktiefront Nationaal Socialisten) hier in Groningen.
Ricky: Eite Homan (leider van het A.N.S.) die kende ik nog uit de vroege jaren 80. Toen probeerde hij zich bij de punkies naar binnen te lullen. Ik heb hele nachten met die man zitten discussiëren. Toen beweerde hij nog dat hij communist was. Zijn verhaaltjes sloegen niet bij ons aan en op een gegeven moment was hij ook weer verdwenen. Een hele tijd later zag ik opeens een foto in de krant van de Z-Side die in de hekken hing en daar zat hij tussen. Ze hebben ook nog eens de benedenverdieping van mijn huis in de Schoolstraat gekraakt (een oude fietsfabriek). Dat was een geintje van Van Gool (voormalig drummer van Nul-50), die overgelopen was naar de nazis (in 1994 stond hij op de ledenlijst van CP’86, Michael). Jannie, een keurig meisje dat er wel leuk uitzag en ik nog kende uit Simplon, zocht al een tijd woonruimte. “Laat mij maar even”, zei ze tegen me. Ze stapte, krokodillentranen huilend, op de jongens van de Z-Side af en zei : “die kamer was door Ricky aan mij beloofd en ik weet nou niet meer waar ik naar toe moet…”. Toen hebben ze de hele boel voor haar opgeknapt, alles mooi in de verf gezet en zijn gewoon weer afgetaaid.

Michael: Kreeg je wel eens een fanzine in handen?
Ricky: Raket uit Rotterdam enzo. En hier in Groningen werd ook wel eens wat gemaakt.

Michael: In Simplon werd veel gestencild. Voor Ploaties en Boer’n Punx tekende je natuurlijk.
Ricky: Ploaties heb ik samen met Tuppus en Niek gemaakt. En Tonnie, die later weer terug naar Enschede ging om trucker te worden, zette toen koffie.

Michael: Waar heb je die gemaakt eigenlijk?
Ricky: Gewoon bij Niek op de kamer. Die knipte en plakte je in elkaar. En dan op vrijdag verkopen op de Swingavond om vervolgens bier te drinken.

Michael: En Boer’n Punx?
Ricky: Dat hadden we een keertje voor de grap bedacht. We gingen met z’n allen naar New Pop ’80 in Rotterdam waar oa The Ramones en Bad Manners speelden. Die lui uit de Randstad vonden ons altijd een beetje dom dus gebruikten we Boer’n Punx als een soort van geuzennaam. Later kwam je lui tegen die ook Boer’n Punx op hun jasje hadden staan.

Michael: Heb jij trouwens voor Simplon wel eens posters gemaakt?
Ricky: Jawel hoor. Dat heb ik een aantal jaren gedaan. In ’t begin was het wel okee in Simplon maar op een gegeven moment rond 1987 kwam er een nieuwe beheerder en die zette een vaste kracht op de zeefdruk als zeefdrukwerkplaatsbeheerder. Ik werkte altijd ’s nachts, en dat mocht toen niet meer want ik moest er om 16.00 uit terwijl ik meestal pas rond 15.30 uit m’n nest kwam En toen kwam ik via Tuppus bij VERA terecht die daar al zat. En daar kreeg ik de vrije hand en een sleutel van de voordeur. Samen met Tup en Niek hebben we daar een hele tijd de grafische werkplaats gerund (ze ondertekenden alles met Artvark, Michael) en het fundament voor de later wereldwijd befaamde VERA posterstijl gelegd.

Michael: In dit boek “Rockin’ On Paper” staan ook veel van die posters.
Ricky: Dat boek heb ik in 2007 samen met Niek in opdracht van VERA gemaakt. Uiteindelijk heb ik 27 jaar posters en strips gemaakt voor de club.

Ricky: Dit is ook nog wel een leuke (wijst de poster van Fugazi aan). Ik had onder het telefoneren een tekeningetje gemaakt en daar een poster van gemaakt. Een geinig schaap met daar omheen de koppen van de Fugazi’s in het gras liggend. Een nogal absurdistisch ding. Ik werd op het matje geroepen door de zanger, Ian Mackaye. Hoe ik die poster bedoelde? Of ik soms dacht dat zij Sheep Shit waren. De drummer vond ‘m heel kunstzinnig maar Ian Mackaye werd er paranoïde van. Ze raakten uitgebreid in discussie zo over m’n hoofd heen. Lachen!

Michael: Was religie in die tijd een probleem?
Ricky
: Tijdens het liften kwam ik best vaak in een auto terecht bij lui die me wilden bekeren. Ik was dan wel zo snugger genoeg dat ik een beetje meelulde. Dan brachten ze je soms verder weg. Verder ken ik geen personen die bekeerd zijn in die tijd. We gingen in Arnhem wel altijd naar The Move, een tent die door de Bhagwan werd gerund. Ik ging daar met Tuppus heen. Die Bhagwan lui waren wel relaxed. Je kon daar gewoon een flesje Vieux in je binnenzak hebben om je colaatje mee te mixen en daar deden ze nooit moeilijk over. En het was de enige tent die tot laat open was.

Michael: Waarom ging je daar heen?
Ricky: We deden altijd leipe dingen. ’t Was allemaal verveling. Als ik me met Tuppus verveelde, dan gingen we de stad in en belden bij willekeurige mensen aan om te vragen of we TV bij hun mochten kijken omdat we geen huis hadden. En dan zei de vrouw: “Ah ja, ik zal het even aan m’n man vragen”, en dan kwam ze terug en dan was het “nee, die wil het toch niet”. En daar vermaakten we ons mee. Of we deden we ons jasje binnenstebuiten aan en dan gingen we bedelen. Dan waren we zwervertje aan het spelen. We vonden altijd wel wat.

Michael: Hoe kijk je achteraf terug op je punkperiode en heb je ervaringen opgedaan die van invloed zijn geweest op je latere leven?
Ricky: Een mooie tijd. We leefden compleet in ons eigen wereldje wat bestond uit punks, new wavers en skinheads. Alles daarbuiten deed er niet zo toe. Er was geen internet en weinig TV dus je fantasie kreeg de vrije loop.

Ik ben nog steeds het meest geïnteresseerd in mensen die een D.I.Y. instelling hebben en Low of No Budget werken. We brengen zelf met onze band onze muziek in eigen beheer uit op audio-cassette. Ik heb er ook een zwak voor buitenbeentjes en onaangepasten aan overgehouden. Verder is m’n wereldbeeld niet veel veranderd sindsdien. Wellicht dat mijn doemdenkerij van toen nog wat aan de positieve kant is geweest. Ik vind zoals de samenleving zich nu ontwikkelt ronduit grimmig. Een gouden kooi waarin verwende half-idioten door marketing murwgebeukt wat in lopen rond te consumeren. Een soort hyper commercieële Überwachungsstaat. Ik zet het een beetje gechargeerd aan maar ik heb niet zo’n hoge pet op van deze tijd. Ik zie weinig echte saamhorigheid. Iedereen wordt tegen elkaar uitgespeeld, de domheid lijkt zich door te zetten. De hele teneur is materialistisch en rechts. Fascisten krijgen de ruimte om zieltjes te winnen in ons parlement.

In de kunsten draait het vooral om hypes en entertainment. Ik heb geen cijfers maar volgens mij gaat het behoorlijk kut. Anderhalf jaar geleden ben ik nog bezig geweest een podium op te richten dat in eigen beheer zou worden gerund door de musici die daar dan zelf konden optreden. Zodat er weer een speelplek zou ontstaan waar beginnende bands kunnen spelen die geen commerciële muziek maken. Je hebt tegenwoordig de kraakscene en het geregelde popcircuit, daar zit niets meer tussen. Bij het popcircuit kom je niet zo makkelijk meer binnen. Dan moet je minstens 40 000 hits op je You Tube kanaal scoren zodat ze zeker weten dat ze kaarten genoeg verkopen. En een band als mijn band My Friend Television lukt dat niet. En in Bambara (= kraak) willen ze gewoon punkrock horen en dat maken we niet. Zo zijn er best veel toffe bands die de moeite waard zijn die geen optredens kunnen vinden. Dus we beginnen ons eigen podium en runnen het zelf was m’n idee. Dan kan de ene band spelen terwijl de anderen komen kijken en andersom en dan volgt de rest van het publiek misschien later en hebben we weer een echte Old School speelplek waar maffe dingen kunnen plaatsvinden, waar je een beetje een tegenwicht kan bieden tegen de hedendaagse mores. Ik kreeg de jongere generatie niet mee. ‘Je ergens tegen afzetten is zo anti’, zeiden ze. Wil je je hele leven door zonder je ergens tegen af te zetten? Ik heb ook de indruk dat ze bang zijn hun kansen op een baantje bij Eurosonic/Noorderslag te verspelen. Ze willen wel in een indieband spelen, dat wel, maar ze willen toch ook zicht houden op het koophuisje in het Vinexwijkje, zoiets. Vervolgens maakten ze mij in de wandelgangen van de alternatieve rockmuziek uit voor Stalinist.

De tijd tussen 1982 en 1995 zie ik op een wat bizarre manier als het per ongelukke hoogtepunt van onze beschaving eigenlijk. Ik bedoel, als je geen maatschappelijke carrière ambieerde, dan kon je je als kunstenaar of musicus goed redden met een bijstandsuitkering. Dus muziek en kunst was alom tegenwoordig en laagdrempelig, een concert was 5 gulden max. VERA was nooit zo geworden zoals het nu is, als die tijd er niet was geweest, wij waren daar nonstop aanwezig en bezig. De hele wereld wou en kwam daar spelen. Gewoon omdat het een te gekke tent was. Sonic Youth was kind aan huis, Nirvana, Soundgarden, Pearl Jam en ga zo maar door. Ze hebben allemaal hun eerste tour daar gespeeld. Mid jaren 90 moest het hele Nederlandse popcircuit (dat eigenlijk uit een reeks jongerencentra bestond) zonodig gaan professionaliseren. Het hele zaakje ging van Welzijn naar Cultuur. Daar kregen ze meer geld. Het zwaartepunt kwam echter ook elders te liggen. De kaartverkoop werd leidend. Mensen kregen een vaste baan in de clubs. Nirvana trok de eerste keer in VERA 65 mensen. Zo’n marginale band mag je vandaag de dag niet eens meer boeken, dat kan niet uit. MOJO maakt overal de dienst uit, en bij MOJO draait het om de centjes. Het zou goed zijn wanneer ze failliet zouden gaan samen met die hele zogenaamde evenementenindustrie met al hun duffe festivals en houseparty’s.

Michael: Was programmeur bij VERA niet wat voor jou dan?
Ricky: Ik heb laatst nog geprobeerd om weer vrijwilliger te worden bij VERA. Ze hadden wel wat bij de garderobe voor me, kreeg ik te horen. Ze zitten niet echt op mijn input te wachten heb ik het idee, misschien zijn ze bang dat ik de boel op de kop zet.

Michael: De tijden zijn flink veranderd.
Ricky:
Het leuke is eraf. Alles draait om dat verrekte Internet. Het kan echt wel handig zijn hoor maar je wordt er ook dom en lui van. Ik kan me nog herinneren dat ik de eerste LP van Firehose had besteld bij Flat Records in de stad. Moest helemaal uit Amerika komen. Zes weken wachten en ik zette hem thuis op en dacht: “een beetje een rare plaat”. Ik draaide hem net zo lang totdat ik hem goed vond. Acquired taste, noem je dat. Zo ontwikkel je je muzieksmaak.

Michael: Flat Records bestaat veel langer dan ik dacht en was vroeger, begin jaren 80, ook een hangplek voor punx.
Ricky: Ja, Flat Records en Elpee voor de net uitgebrachte platen. Headline voor de tweedehands. Swingmaster voor de Jazz en Blues. Daar haalde ik platen.

Michael: Modern Papier/Tante Leny met Pick Fokkens was ook een hangplek.
Ricky: Pick plukte mij in 1983 min of meer op van de straat. Dat was in een periode dat veel van m’n maten aan de heroine waren geraakt. Ik gebruikte zelf veel teveel speed. Hij gaf me af en toe klusjes. Superhelden uitvergroten op hout, die hing hij op in z’n winkel. Dan mocht ik voor 200 gulden aan strips bij hem uitkiezen. Hij zette mij op het spoor van de echte Amerikaanse underground comix zoals Peter Bagge, Robert Crumb enzo. Daardoor ben ik strips gaan tekenen. Hij was een soort toffe vader voor me. Hij kwam met goeie raad en wist me op te beuren. Pick is een jongen van goud.

Michael: Ben je nu nog actief in de muziek?
Ricky
: Ik speel in My Friend Television. In die band zit ik met Merijn Jansen, een jongen van 28, die ik heb ontmoet toen ik bandcoach was bij het Noorderpoort College. Dat was een idee van Niels, die vroeger in Deinum zat. Heb ik een tijdje gedaan maar ik ben niet echt geschikt als leraar. Verder spelen daarin Henrik Kroner op drums die ook kunstschilder is. Barbara, mijn vrouw en de oorspronkelijke drummer van de band, kreeg last van een liesblessure en die kon gewoon niet door. Sinds begin dit jaar hebben we Els Werkman, die overkwam van Garcia Garcia, erbij als bassist. Muziek is echt iets wat ik nodig heb. Ik kan doodmoe en chagrijnig bij een repetitie aankomen en aan ’t eind van de avond ben ik weer helemaal gelukkig, blij en frisch.

Michael: Nou maar hopen dat je weer kan optreden na deze Corona tijd.
Ricky: We treden tijdens Corona eigenlijk meer op dan normaal. We hebben er al 4 op zitten dit kalenderjaar, en da’s niet verkeerd.

Michael: Noem je favoriete Nederlandse en buitenlandse punkplaten uit die tijd.
Ricky:
Nederland
Ivy Green LP
Claw Boys Claw – Shocking Shades Of Claw Boys Claw LP
Boegies – Parels voor de zwijnen LP
The Chops – Poesje is dood 7” EP
Helmettes – Half twee 7”
Roeg Toeg – Stad & Plat EP

Buitenland
Iggy and the Stooges- Raw Power LP
Dead Boys – Young Loud And Snotty LP
Germs – (GI) LP
Black Flag – Damaged LP
Bad Brains – ROIR cassette
Various – The Decline Of Western Civilization
Germs – Lexicon Devil 7″