Interview: Richard, Hans, John & René
Known For: Waste. Richard (vocals), Hans (guitar), John (drums), René (bass)
By: Michael Kopijn
How: Email
When: 24 November 2020

Michael: Waar kom je oorspronkelijk vandaan?
Hans
: Ik ben geboren in Leiden (in 1962) en heb de eerste 3½ jaar van m’n leven in Voorschoten doorgebracht. Tussen de zomers van 1966 en 1969 woonde ik in Belgrado (letterlijk naast president Tito), waar m’n vader militair attaché was. Vervolgens heb ik m’n jeugd doorgebracht in West-Brabant, in respectievelijk Terheijden, Oudenbosch en Breda. (En voor de volledigheid: in 1994 ben ik naar Amsterdam verhuisd en sinds 2017 woon ik in Kekerdom, vlakbij Nijmegen.)

Richard: Ik ben op 14 juli 1964 geboren te Oudenbosch, West-Brabant.

John: Roosendaal.

René: Geboren in Rotterdam, met punk geïnfecteerd in Oudenbosch en later verhuist naar Breda.

Michael: Wanneer ben je voor het eerst in aanraking gekomen met punk en hoe reageerde je omgeving daarop?
Hans: Met het fenomeen punk maakte ik voor het eerst kennis in 1976 of begin 1977, via artikelen over The Sex Pistols in muziekbladen en schandaalpers. De bijbehorende muziek had ik toen nog niet gehoord.  Ik vond het aanvankelijk een eigenaardig gebeuren en maakte er verder weinig gedachten aan vuil. Totdat The Stranglers, wat later in 1977, bij Top Pop verschenen met Something Better Change. Dat was voor mij het startsein om me fanatiek in punk te gaan verdiepen. M’n uiterlijk onderging toen ook een grondige metamorfose, min of meer van de ene dag op de andere.

M’n omgeving reageerde daar vooral vol onbegrip op. M’n ouders vonden het bijvoorbeeld maar niks dat ik rondliep met een leren jackie vol buttons, soldatenkistjes en m’n haar recht overeind. (Jazeker, ik voldeed zo goed als ik kon en met groot plezier aan alle voorschriften.) Ze leverden er regelmatig commentaar op, zeker in het begin, maar ze lieten me wel m’n gang gaan. M’n vader werkte in die dagen bij Philips in Eindhoven. Daar hadden ze een winkel waar werknemers Philips-producten konden kopen, met fikse korting. Er was ook een platenafdeling waar ze LP’s van alle bij Philips behorende labels hadden. Polydor was er daar één van. M’n pa was niet te beroerd om af en toe, als ik ‘m dat vroeg, een Polydor-LP’tje van b.v. Sham 69, The Jam of Siouxsie And The Banshees voor me mee te nemen. Best okay dus. Ook ‘stuurde’ ik ‘m een keer naar De Effenaar om in de voorverkoop een kaartje voor een optreden van U.K. Subs voor me te kopen. Geen probleem. M’n schoolresultaten, die vonden m’n ouders veel belangrijker. En veel zorgwekkender! (Maar daar kom ik later op terug.)

En wat m’n ‘non-punk’ vrienden, school- en dorpsgenoten betrof: die dachten ongetwijfeld dat ik gek geworden was. Maar ik kon veruit het beste voetballen van allemaal. Dan is het krediet dat je hebt schier eindeloos en kun je zo raar doen als je maar wil.

Richard: Mijn eerste aanraking met punk was als twaalf/dertienjarige met de eerste punkgolf. Daar zat geen diepere overtuiging achter dan hooguit het ruige karakter van The Sex Pistols, The Stranglers, The Damned etc. Ook de buttons (die hele grote) waren natuurlijk best stoer. Evengoed was punk toen ook een beetje de waan van de dag en werd het vrij eenvoudig ook weer ingeruild voor bijvoorbeeld hardrock.

John: 1977. Iggy Pop op TV gezien en Stranglers. Dit gaat het worden dacht ik meteen. Ik was 13 en op school vonden best veel mensen het helemaal geweldig.

René: 1977. Dat is voor Oudenbossche begrippen best vroeg. Ik werd op 13 jarige leeftijd weggeblazen door de energie die uit de UK overkwam van programma’s van John Peel die via de MW met veel ruis op de transistor radio binnen kwamen. Ha, mijn omgeving snapte er helemáál niets van.

Michael: Hoe ben je actief geworden en wat heb je zoal gedaan?
Hans:


THE ABZURD ACT (lid gedurende 1979-1981 – band bestond tot c.a. 1983)

In een band spelen was van jongs af aan een droom voor me, maar het leek me iets onbereikbaars. Toen ik in de punk verzeild raakte was dat aanvankelijk niet heel anders. Maar al gauw kreeg ik te maken met een onbedwingbare drang om  – allerminst gehinderd door enige muzikale bagage – toch maar eens een poging te wagen. Toen ik nog op de lagere school zat had ik van mijn ouders een akoestische gitaar gekregen. Een vriendelijke dame uit Wagenberg gaf me in die dagen een paar gitaarlessen. Daar had ik weinig lol in, dus stopte ik er gauw mee. Toen ik op mijn zestiende m’n eerste elektrische gitaar kocht (die wilde ik eigenlijk al toen ik 10 was) kon ik er dus nauwelijks op spelen. Maar dat maakte in eerste instantie niet zo heel veel uit. Eerst moest dat bandje er maar eens komen. In 1979 richtte ik dat bandje daadwerkelijk op, samen met wat jongens van de middelbare school waar ik op zat, het Onze Lieve Vrouwenlyceum in Breda. M’n vriend Rob Wilting ging zingen, Martin Willems speelde bas, Marc Jonkers was sologitarist en ik speelde slaggitaar. Via Martin vonden we ook een drummer, Derek Bollen. De band, die ik The Abzurd Act gedoopt had, hinkte eigenlijk op twee gedachten. Rob, Marc en ik wilden onvervalste punk maken, Derek en Martin neigden veel meer naar new wave en powerpop. Het resultaat hing er ergens tussenin. In 1980 hadden we een repertoire dat bestond uit zelfgeschreven, midtempo wave- en punknummers en covers van o.a. The Jam (Modern World), U.K. Subs (Warhead, Organized Crime) en Cockney Rejects (Police Car). Maar daarnaast hadden we ook nummers op de setlist waar ik me totaal niet in kon vinden. Hoe dan ook, The Abzurd Act was in die dagen geen geweldige band. De andere jongens speelden wel wat beter dan ik, maar het geheel rammelde nog altijd behoorlijk. We deden in 1980 en 1981 een paar optredens (op feestjes, in jongerencentrum Akwadoe in Oosterhout en op een festivalletje in Terheijden), werden gelukkig nooit uitgejoeld, maar desondanks had ik niet de indruk dat we tot grote daden in staat waren. Dat was op zich nog niet zo’n ramp. Ik zat er meer mee dat ik The Abzurd Act niet ‘punk genoeg’ vond en me niet voldoende kon identificeren met ‘m’n eigen band’. En er was nog iets wat me al die tijd dwars zat. Ik speelde het liefst met veel fuzz. De andere bandleden vonden dat scheurende gitaargeluid echter veel te extreem en ‘verboden’ me mijn fuzzpedaal te gebruiken. Dat kon zo natuurlijk niet doorgaan.

WASTE (1981-1983)
Ondertussen besteedde ik geen seconde aan m’n huiswerk en spijbelde ik aan de lopende band. In de vierde klas van het VWO bleef ik dan ook onvermijdelijk – voor de tweede keer in vier jaar tijd – zitten, waarna mijn ouders mij m.i.v. het schooljaar 1980-1981 als laatste redmiddel naar een internaat in Oudenbosch stuurden. Dat was dus terwijl ik in The Abzurd Act speelde. Tot mijn niet geringe verbazing kende Oudenbosch iets van een kleine punkscene, zodat ik in de loop van mijn eerste schooljaar daar een aantal muzikaal gelijkgestemde jongens leerde kennen. Drie daarvan, Richard Schouw, René Peperkamp en Wilco Wessels, waren samen bezig een bandje in elkaar te knutselen, wat op dat moment nergens toe leek te leiden. Richard zong, René baste (al vrij goed trouwens) en Wilco speelde gitaar, helaas nog slechter dan ik. (Overigens kon ik mezelf als punkgitarist inmiddels redelijk goed redden, met rechttoe rechtaan partijen én m’n fuzzapparaat.) Nummers hadden ze nauwelijks en een drummer was er al helemaal niet. Toch leek het me heel wat leuker om met deze jongens te spelen dan om bij The Abzurd Act te blijven. Zodoende nam ik in de zomer van 1981 afscheid van The Abzurd Act (de band zou nog een jaar of twee blijven bestaan, zonder noemenswaardige wapenfeiten) en voegde ik me bij m’n drie nieuwe vrinden uit Oudenbosch. Wilco stopte er al gauw mee, maar Richard, René en ik gingen vastberaden én bloedfanatiek werken aan een set die uit louter eigen werk bestond. O ja, we noemden onze band Waste. (Ik meen me te herinneren dat René die naam opperde.) Na een paar weken – we hadden al een fiks aantal nummers ingestudeerd – kwamen Richard en René opeens met een drummer op de proppen, ene John Konings uit Roosendaal. En het was nog een ongelooflijk goede drummer ook. Vanaf het eerste moment dat John meedeed klonken we als een ‘echte’, superstrakke band. Ik kon het nauwelijks bevatten.

Het balletje ging vervolgens razendsnel rollen. Eén week later speelden we al op een feest in een fabriekshal in de buurt van Oudenbosch, waar we vriend en vijand verrasten. Onszelf ook, geloof ik. Een cassette met repetitieopnames bezorgde ons nog hetzelfde jaar twee optredens in het voorprogramma van dè Bredase punkhelden, The Miranda’s. Die waren wat ouder dan wij en hadden al een EP gemaakt, dus ik keek torenhoog tegen ze op. In mijn belevingswereld genoten The Miranda’s net zo’n status als, pakweg, The Damned of The Ruts. In de loop van 1982 speelden we onder andere in Octopus in Amsterdam (samen met onze Zundertse vrienden The Scoundrels) en op een festival in de Stokvishal in Arnhem, waar ook De Boegies, Zmiv en The Anti-Nowhere League van de partij waren. Dat ging dus lekker en het werd alleen maar gekker. Halverwege het jaar vroegen de jongens van The Miranda’s opeens of we een EP voor hun labeltje wilden maken. Daar hoefden we niet lang over na te denken. In de zomer van 1982 namen we in het nabijgelegen dorpje Standdaarbuiten (met Chiel de Wijs, een plaatselijke geluidstechnicus) een nummertje of tien op (alles live ingespeeld) waaruit we de tracks voor de EP zouden kiezen. Ik vond het resultaat prima klinken, maar Miranda’s-leden Dick Pinkster en Rob Musters wilden dat we de vier nummers waarvoor we gekozen hadden opnieuw zouden opnemen. Dat gebeurde in het najaar van 1982 in het studiootje van Bart van Poppel, de bassist van de Bredase band Duplex Johnson. Bart zelf en Miranda’s-gitarist Frank Mathijssen zaten achter de knoppen. Ik geloof niet dat het geluid die tweede keer nu echt zoveel beter was, maar het resultaat klonk wél een stuk feller, wat uiteindelijk de doorslag gaf.

De presentatie van de EP, uitgebracht in een oplage van 500 exemplaren en gestoken in een hoesje dat ontworpen was door Monique Peperkamp (de zus van René), vond in december 1982 plaats in het Bredase jongerencentrum Para, waar we het publiek stevig aan het pogoën kregen. Een volgend hoogtepunt was ons optreden in Paradiso, begin 1983 als support van Anti-Pasti. We speelden alsof ons leven ervan afhing en verkochten die avond meer dan 100 EP’tjes. In de maanden die volgden deden we nog een aantal optredens, een paar keer in gezelschap van de zangeressen Puk en Muk (oftewel Petra en Kim), die dan twee of drie nummers meezongen. Helaas waren er in diezelfde periode ook minder gezellige ontwikkelingen. We merkten namelijk dat de sfeer in de punkscene er bepaald niet leuker op werd. Bij het publiek ontstond bijvoorbeeld de onsmakelijke trend om te spugen naar bands op het podium. Dat was nog niet eens een teken van afkeuring, het was gewoon compleet achterlijk kuddegedrag dat er schijnbaar bij hoorde. Ook nam de agressie bij en rond punkconcerten toe. Wat onze eigen optredens aangaat werd het dieptepunt bereikt toen we dat voorjaar in het Belgische Wuustwezel speelden. Daar ontstond in het publiek opeens een serieuze matpartij die de avond totaal verziekte. Alle negatieve ontwikkelingen zorgden ervoor dat de lol er goeddeels vanaf ging. En aangezien Richard, René en ik langzaam maar zeker steeds meer luisterden naar postpunk à la Bauhaus, Virgin Prunes en Southern Death Cult, besloten we in de zomer van 1983, na een optreden in de Amsterdamse PH31, te stoppen met Waste en een nieuwe band op te richten, met een compleet andere speelstijl. John zag dat niet zitten en haakte af. Zijn vriend Pierre Castelijn (tevens lid van de Roosendaalse pretpunkers Venco, de andere band waarin John speelde) wilde de vrijgekomen vacature echter wel innemen. Zo ontstond onze nieuwe band The Scream Therapy. Daar kan ik ook een lang verhaal over schrijven, maar voor Bacteria lijkt me dat niet relevant. (Al verschoof de speelstijl vanaf medio jaren ’80 wél weer langzaam maar zeker richting punk.) 

Richard: Het moet ergens in 1980 geweest zijn dat punk ineens weer wel interessant werd. Een paar dorpsgenoten kwamen op de proppen met onder meer Crass en het sloganisme, het militante en het politieke spraken mij aan. Daarbij leek het er niet op dat je een groot musicus moest zijn om zelf een bandje te starten en  minstens net zo goed te zijn. Het ribfluwelen colbertje werd ingewisseld voor een met mijn krantenwijkje zuurverdiend motorjack en ik zie nog de teleurstelling in de ogen van mijn vader dat dat zwarte jasje een week later al stevig onder handen was genomen met mallen en een witte spuitbus. Ook de haren gingen eraf en de gympies werden ingeruild voor legerkistjes en punk was een ding in ons dorp.
Met vriendjes René en Wilco werd besloten dat we een punkband gingen starten, maar buiten René (toen al een goede bassist) konden we er helemaal niks van. We waren er ondertussen al wel achter dat er op het internaat in Oudenbosch een knul was die coole t-shirts droeg en blijkbaar (punk)gitaar speelde. Na wat complimenten over zijn shirts wisten we hem (Hans) over te halen mee te komen doen aan Waste, want de naam hadden we al wel. Met grote bevlogenheid gingen we aan de gang met nummers schrijven en Crass kon wat ons betreft zijn borst wel nat maken. Wilco gaf er vrij snel de brui aan en wij klonken vooral als een band zonder drummer. We werden erop gewezen dat in Roosendaal een drummer was die zeer geschikt zou zijn voor ons. Zijn t-shirts van The Sex Pistols deden ons het ergste vrezen, maar na nog geen twee minuten repeteren met John wisten wij het zeker: we waren een band! De rest is geschiedenis en die wordt enorm goed beschreven door Hans in zijn deel van de beantwoording van deze vragen.

John: Ik had destijds een drumstel op mijn slaapkamer en samen met mijn maat Peter van Caam hadden we een tweemans bande No Future. In het begin alleen zang en drums, later kwam daar gitaar bij die we achteraf opnamen. Heel simpel. Niet echt indubben maar met 2 cassetterecorders werken. Op mijn 17e hoorde ik in de kroeg dat er een punkbandje naar een drummer op zoek was. Drumstel bij mijn vader achter in de auto gegooid en richting het klooster van Oudenbosch waar de band repeteerde. 1 nummer meegespeeld en toen zei iemand: ja, we zijn vanaf nu een echte band. Anderhalf jaar loeiharde punk gespeeld tot er voor een ietwat rustiger repertoire werd gekozen en ik maakte dat ik wegkwam. Speelde tegelijkertijd ook nog gitaar in Venco Starclass Punk dus ik hoefde me muzikaal niet te vervelen. Leuk detail: de drummer van dat bandje Pierre Castelijn heeft toen mijn plekje bij Waste overgenomen. Als snel daarna werd Waste Scream Therapy.

René: Ik heb op m’n 13de meteen een basgitaar gekocht toen ik J.J. Burnel van The Stranglers hoorde. Avonden en avonden heb ik op m’n kamertje zitten pielen om alle riffs te leren.

BLACK AND DECKERS
Ik was 15 en durfde voor het eerst op een Wanted te reageren. Over mijn leeftijd heb ik gelogen, daar kwam Eric Hamers jaren later mee. Genre: Wave/Punky. Leden: Marien van Oers, Ewout Scheiffes, Eric Hamers (Batmobile), Peter Jeucken en ik. Optredens in onder andere Kelder Kunst Academie Breda, Koninginnedag Breda 1980 (ja, die ja).

WASTE
Na B&D wilde ik het echte werk. Als ik me niet vergis zijn de eerste stappen gezet op mijn kamer met wannabe gitarist Wilco Wessels (met het Grote Akkoorden boek op schoot). Al snel leerde ik via Richard Schouw Hans von Seylitz kennen en een basis van Waste was gelegd. In eerste instantie met Pierre Castelijn op drums (uh, wat je toen drums kon noemen, hij had geen geld voor een fatsoenlijke kit) kwam later Johnny Koning met zijn retestrakke mokerslagen ons een keiharde duw in de goede richting geven. De rest is history, anderen zijn beter in de details en jaartallen. In geheugen blijft het gemak waarmee we op de grote podia konden spelen. Niet in de laatste plaats door de fantastische songs van Hans. Paradiso Amsterdam, Stokvishal Arnhem. Soms voor een volle zaal, soms voor anderhalve paardekop. De voornaamste reden waarom we/ik op de Punk afknapte was midden jaren 80 waarin de dresscode en de do’s en dont’s  door de Punk-gestapo werden voorgeschreven. Het waren juist de “vrije geesten” die interessant waren.

SCREAM THERAPY
Als natuurlijk ging Waste over in Scream Therapy waarbij Johnny zich niet thuis voelde bij de nieuwe weg die wij in wilde gaan. Pierre Castelijn nam zijn plaats in. Geld voor een nieuwe drumkit heb ik hem geleend.

Michael: De kraakbeweging en punk raakten vanaf de begin jaren 80 met elkaar verweven. Was dat in de stad waar je woonde normaal? Heb jij in die tijd zelf gekraakt en waarom?
Hans:
Breda kende begin jaren tachtig een vrij kleine kraakscene. ik schat dat het hooguit om zo’n tien à vijftien panden draaide. Dat wereldje bestond uit verstokte hippies, vooruitstrevende kunstenaars en een handjevol punks. Ik kwam wel eens in enkele van die panden, maar was er zeker geen kind aan huis. Het wonen in een kraakpand heeft mij ook nooit getrokken. Waste manifesteerde zich indertijd zeer zeker als een politiek betrokken band, maar het draaide bij mij toch vooral om het muziek maken. Het werkelijke activisme (inclusief gratis wonen onder barre omstandigheden) liet ik met plezier aan anderen over. Ik droeg m’n steentje bij met m’n gitaar en door teksten te schrijven die pasten bij het anarchopunk-achtige imago dat we nastreefden. Dat leek me meer dan genoeg. Verder bevond ik me liever met een zak chips voor de tv dan op de barricades, daar kan ik wel eerlijk over zijn.

Richard: Na de HAVO ben ik gaan studeren aan de Jelburg in Baarn, alwaar ik een jaar in een gekraakte villa heb gewoond. Let wel, ik zeg niet dat ik een kraker was, want het was meer uit nood geboren dan uit overtuiging. Na dat jaar ben ik in Breda gaan wonen en studeren gaan combineren met een stage in Para aan het van Coothplein.

John: Heb nooit gekraakt en was daar ook niet zo mee bezig.

René: Waste had meer met de kraakbeweging dan Scream Therapy. Optredens in PH31. Scream Therapy was een typische Post-Punk band. Andere wegen, ander geluid, geen beperkingen waar we in de punk wel tegen aan liepen. We hebben het over een tijd waarin Pandora’s Musicbox en later Ein Abend in Wien het neusje van de Post-Punk zalm te zien was. Virgin Prunes, The Banshees, Nick Cave, Gun Club en zeker New Model Army (met Stuart Morrow op bas). Ik heb zelf niet gekraakt, ik heb een huis gekocht.

Michael: Waren er in die tijd problemen met geweld of met andere subculturen?
Hans: Ik kan me nog herinneren dat er in 1981 of 1982 wat rottigheid met skins was bij het New Pop Festival in Rotterdam. In de Bredase scene waren gelukkig nauwelijks skinheads. De enige Bredase skins die ik kende liepen kort daarvoor nog rond met hanenkammen en omcirkelde A’s op hun jasjes. Zij vonden het op een gegeven moment waarschijnlijk stoerder om skin te zijn dan zo’n vredelievende, politiek correcte punk. (Tja, iedereen was op zijn eigen manier met zijn identiteit bezig, zal ik maar zeggen. Een beetje indentiteit-hoppen is mij door de jaren overigens ook niet vreemd geweest.) Van problemen met figuren uit andere subculturen staat me niets bij.

Richard: Grote problemen heb ik nooit meegemaakt. Wel eens een pak slaag gehad of wat onmin met andersdenkenden/subculturen, maar echt dramatisch werd het nooit.

John: Nooit echt veel meegemaakt. Als er al een vechtpartijtje was dan was ik zelf degene die ermee begonnen was. De lokale motorclub vond het ook wel grappig om mij regelmatig aan mijn hondenhalsbandje te trekken maar met die gasten was ik tevens goed bevriend. Alles bij elkaar 1 gebroken neus opgelopen.

René: Pff, polarisatie was overal. Heftige tijden: The Specials, Bunker OESO, Debiele Eenheid , ParkPop 1980 Rotterdam, Anti-Nowhere League Stokvishal Arnhem. Bij de security lagen stukken ijzer, hamers en zelfs een zaag (??). Ook in Brabant was het vaak knokken met disco’s.

Michael: Kreeg je destijds wel eens een fanzine in handen?
Hans
: Als ik in Breda bij platenwinkel Bullet de (Nieuwe) Koekrand zag liggen, dan kocht ik doorgaans wel een exemplaar. En onze ‘godfathers’ The Miranda’s maakten begin jaren tachtig het fanzine Dorpsgeheimen. Dat was een geinig blaadje, maar ik geloof niet dat daar meer dan twee nummers van verschenen zijn. De meeste andere punkzines waren waarschijnlijk zo obscuur dat ik niet eens wist dat ze bestonden. Om op de hoogte te blijven van de nieuwste bands en releases las ik in die dagen vooral Engelse muziekbladen zoals Melody Maker, NME en Sounds.

Richard: Nieuwe Koekrand was hét fanzine in die tijd en de rest deed leuk mee, maar nooit zolang als Johan dat met de NK deed. Johan is later nog een maatje van me geworden en ik heb (veel later) ook nog meegewerkt aan zijn blad. Enorm veel lol gehad met hem (oude mannen die naar een verjongde subcultuur keken), maar hem ook door verhuizingen etc. uit het oog verloren. Pas veel later vernam ik dat hij was overleden.

John: Ik spaarde de boekjes ‘Punk‘, dat waren 6 delen.

René: Ha ja, af en toe. Ik was er niet naar op zoek. Jan de Jong heeft nog een lokaal fanzine gemaakt waar de naam me van ontschoten is.

Michael: Waren drugs en/of religie in die tijd een probleem?

Hans: Harddrugs speelden bij Waste geen rol en bij de andere punkbands uit de regio – zover ik weet – ook niet of nauwelijks. Een paar jaar later, zeg vanaf midden jaren tachtig, zag ik wel meer ‘drugsproblemen’ in het wereldje, maar dan vooral bij ‘vrienden van vrienden’ en ‘van horen zeggen’, niet zozeer in mijn (heel) directe omgeving.

Religie was nog minder een probleem. Ik ben opgegroeid in het zuiden des lands, dus de school was katholiek, de voetbalclub was katholiek, de jongerensoos was katholiek… Maar God was nergens te bekennen en zelden onderwerp van gesprek. De katholieke cultuur is natuurlijk wel een heel stuk relaxter dan die van de protestantse ‘bible belt’, met dat zwarte kousen-gedoe en dominees die heel de dag dreigen met hel en verdoemenis. Een gelovig katholiek die gezondigd heeft gaat biechten, doet daarna één of twee weesgegroetjes en kan dan weer met een schone lei verder. Die gaat dan gewoon opnieuw zondigen, en dan weer biechten, en dan weer zondigen… Die hoeft zich nergens druk om te maken en is, als-ie de pijp uitgaat, sowieso verzekerd van een plekje in de hemel. Best goed geregeld, lijkt me. Beter in elk geval dan zo’n Staphorster of Spakenburger te zijn die zijn hele leven als de dood is om in de hel te belanden. Die leeft eigenlijk al in de hel.

Over religie gesproken, met Waste repeteerden we in een leegstaand klooster. Gratis en voor nop. De sleutel moesten we altijd ophalen bij een heuse broeder. Augustijn heette die, al noemden wij hem – om even praktische als logische redenen – ‘broeder sleutel’. Op het hoesje van ons EP’tje bedankten we hem netjes. Dat leek ons wel op zijn plaats. We hebben broeder sleutel, toen de EP uitkwam, ook een exemplaar gegeven. Op datzelfde EP’tje zingt Richard in het nummer Tomorrow het zinnetje “I don’t need God, holy ghost or son”. Of broeder sleutel het plaatje ooit gedraaid heeft, ik betwijfel het. En anders had-ie de tekst waarschijnlijk toch niet verstaan. Maar stel dat-ie het wél verstaan had, dan had dat voor de goede onderlinge verstandhouding waarschijnlijk geen ene donder uitgemaakt. Dus nee, religie heeft ons op geen enkele manier belemmerd. Integendeel. In de praktijk heeft de Rooms katholieke kerk ons atheïstische bandje alleen maar gesteund!

Richard: Na een flinke flipervaring op mijn vijftiende nooit meer enige behoefte aan drugs gehad. Bier daarentegen… Religie een probleem? Voor mij bestaat het niet. Ik respecteer wel ieders eigen keuze daarin.

John: Nee.

René: Ze waren er wel maar een probleem? Nou nee. Oh uh religie, daar heb ik nog steeds helemaal niks mee.

Michael: Hoe kijk je achteraf terug op je punkperiode en heb je ervaringen opgedaan die van invloed zijn geweest op je latere leven?
Hans: Terugkijken op de hoogtijdagen van de punk doe ik met gemengde gevoelens. Na Waste ben ik nog ruim 20 jaar fanatiek verder gegaan met muziek maken. Met m’n volgende bands heb ik een aardig stapeltje platen en cd’s uitgebracht, veel opgetreden, een paar toertjes in het buitenland gedaan, radiosessies, noem maar op… Ik heb m’n dromen nagejaagd en er verrassend veel van weten te verwezenlijken. Maar zo spannend, avontuurlijk en enerverend als bij Waste (met name de anderhalf jaar tussen de komst van John en dat optreden in Paradiso) heb ik het nooit meer ervaren. Dus wat dat betreft kijk ik met ongelooflijk veel plezier en voldoening terug op die tijd.

Tegelijkertijd zet ik grote vraagtekens bij het conformisme dat bij de hele, zogenaamd non-conformistische, punkbeweging kwam kijken. Ik baal ook een beetje van hoe kritiekloos – dan wel hersenloos – ik daar indertijd zelf mee omging. Dat ik me tot de punk aangetrokken voelde kwam natuurlijk vooral door de muziek, maar er kwam ook een boel vrijheidsdrang bij kijken. Zolang je nog een tienertje bent heb je toch te maken met het juk van je ouders. School heb ik als nóg beklemmender ervaren en met de normen en verwachtingspatronen van de burgermaatschappij kon ik ook al niet goed uit de voeten. Dus kun je het op zijn minst krom noemen dat ik me, door die vrijheidsdrang gedreven, aansloot bij een subcultuur waarin nog veel strengere regels golden dan in die zo vervloekte burgermaatschappij. Denk maar eens aan alle strikte gedrags- en kledingcodes. Om nog maar te zwijgen van de – lang niet altijd realistische – politieke en maatschappelijk overtuigingen die je moest aanhangen om niet buiten de boot te vallen. In subculturen kun je je lekker uitleven, je kunt je erin thuis voelen, maar uiteindelijk zijn het allemaal verstikkende gevangenissen die van de vooroordelen en bekrompenheid aan elkaar hangen.

Ook moet ik bekennen dat ik me lange tijd gestoord heb aan lieden (leeftijdsgenoten) die twee, drie of vier decennia later deden alsof het nog steeds 1978 of 1982 was. Of die dat nog steeds doen. Behoort het leven niet met ontwikkeling gepaard te gaan? Is het niet volkomen normaal en gezond om als 40- of 50-jarige heel anders in het leven te staan – en in je vel te zitten – dan als 18-jarige? En verandert je muzieksmaak niet mee als je je als mens ontwikkelt? Is muzieksmaak geen afspiegeling van je emotionele wereld? Kortom, mensen die zich hun leven lang blijven identificeren met een jongerencultuur (want dat was de punk) uit vervlogen tijden, hebben die niet iets tragisch? Ik vond lange tijd van wel. Nu ben ik daar niet meer zo heel zeker van. Misschien is dat juist wél vrijheid. Het zal van geval tot geval verschillen.

Door alle ervaringen en retrospectieve beschouwingen heb ik door de jaren heen een rare haat-liefdeverhouding met het punkgebeuren ontwikkeld. De haat-zijde had in 2012 overduidelijk de overhand toen Richard me vroeg of ik zin had in een eenmalige Waste-reünie, met als doel een nummer op te nemen voor de verzamel-LP Punk’s Not Deaf. Ik zag dat dus totaal niet zitten. (Ook omdat ik inschatte dat het onmogelijk zou zijn om de ‘spirit’ van Waste 30 jaar na dato ook maar enigszins te doen herleven.) Gelukkig wilde mijn vriend Patrick de Labie (lid van The Scoundrels en in de jaren-90 o.a. mijn bandmaatje uit Betty Ford Clinic) wel als stand-in fungeren, zodat het feest voor de anderen toch door kon gaan. Het nummer dat ze opnamen staat trouwens als een huis, maar of het heel veel met de originele Waste te maken heeft, je kunt het je afvragen. De verschillen zijn minstens zo groot als de overeenkomsten.

Richard: Ik had het voor geen goud willen missen en zou het gewoon weer over doen. Punk was een goede waakzame levenshouding en alle negatieve toestanden (hokjesgeest en rare gedragscodes) leerde me juist weer hoe ik het niet wou. De muziek is me altijd blijven boeien.

John: Mijn punkperiode is nog lang niet voorbij. Draai nog dagelijks oude en nieuwe punkplaten en zoek vanalles op bij YouTube.

René: No Fun is wel overheersend geweest. Het was een sombere (sociale) periode. Luister de Top 40 van die tijd eens terug. Het heeft me wel maatschappelijk kritisch gemaakt en de impact die het op de huidige samenleving heeft is steeds aanwezig in kunst, mode en cultuur. D.I.Y. geldt nog steeds.

Michael: Ben je nu nog actief in de muziek?
Hans: Mijn antwoord op deze vraag is onlosmakelijk verbonden met de vorige vraag. Mijn punkverleden heeft min of meer mijn hele toekomst bepaald. In de jaren na de middelbare school (m’n VWO diploma mocht ik in 1983, op 20-jarige leeftijd, eindelijk in ontvangst nemen) heb ik me nog aan een handvol mislukte dan wel onafgemaakte studies gewaagd, ik had wat los-vaste baantjes voor uitzendbureaus en deed freelance schrijfwerk, en er waren periodes dat ik van een uitkering leefde. Maar ik hing dus vooral rond in de alternatieve muziekscene. Toen ik een jaar of 28, 29 was besefte ik sterk dat ik toch eens wat serieuzer aan de toekomst moest gaan denken. Een ‘gewone’ baan zag ik echter nog steeds niet zitten. Ik ben toen een boekingskantoortje begonnen (Slavetraders, om die naam kon men toen nog probleemloos lachen) en dat ging dankzij mijn vele contacten in het wereldje steeds beter lopen. Via de band waarin ik toen zat (Betty Ford Clinic) raakte ik ook bevriend met mensen van distributeur De Konkurrent en mede dankzij hen kon ik optredens en tours gaan regelen voor buitenlandse groepen. Daar zaten ook talloze punkbands tussen, zoals The Rhythm Pigs, D.O.A., Mr. T Experience, The Queers, Pansy Division en zo kan ik nog wel even doorgaan… Dat is een jaar of 20 mijn broodwinning geweest. Inmiddels werk ik alweer een aantal jaren voor distributiebedrijf Clear Spot in Alkmaar, wat iets minder vermoeiend is. Maar het ziet er dus naar uit dat ik mij, als ik straks met pensioen ga, m’n hele leven met muziek bezig heb kunnen houden. Hoe mijn leven eruit zou hebben gezien als ik niet in de punk terecht was gekomen, ik heb werkelijk geen idee. Maar ik vermoed dat ik zeker niet gelukkiger zou zijn dan nu het geval.

Overigens schrijf ik sinds 2004 ook nog voor Het Platenblad, over sixties-genres zoals beat, surf, garagerock en psychedelische pop en rock. Ik vermeld het er maar even bij, voor de goed orde.

Richard: Laatste wapenfeit was met ¾ Waste meedoen aan Punk’s Not Deaf met het zwaar Hüskeriaanse Your War. Omdat het niet zielig moet worden, heb ik het daarbij gelaten.

John: Live niet meer. Blijft wel altijd een optie. Maak af en toe studio opname samen met de al eerder genoemde Peter van Caam. Na 40 jaar weer een tweemans bandje Two old Cocks looking for Trouble.

René: Wat denk je dan. I’ll be pogoing my brain out in the old Folks home. Met m’n bas heb ik punk, postpunk, rock, Jazz, bigband gespeeld. Een revival genaamd “Die Oskars” 2014-2016 waar Pierre en ik samen met onze “oneigenlijke zonen” Bas Maas en Vlek oud en nieuw punk song over de bühne gooide met een bak energie was gebaseerd op Oskarchen, uit Die Blechtrommel, die niet op wilde groeien, is het nu thuis of jammen met vrienden.

Michael: Noem je 5 favoriete Nederlandse en 5 buitenlandse punkplaten uit die tijd.
Hans:
NL (op alfabetische volgorde –  Waste buiten mededinging)
Coïtus Int. – Dead Excitement EP
Miranda’s – Emotional Fascism EP
Miranda’s – For Promotion Only EP
Tröckener Kecks – Schliessbaum LP
The Vopos – Dead Entertainment LP
Opmerking: Van het weinige geld dat ik indertijd te besteden had kocht ik vooral platen van Engelse en (een paar) Amerikaanse bands. Ik had ook wel een rijtje Nederlandse punkplaten, maar die vond ik zelden écht fantastisch. Wat dit rijtje betreft hoefde ik niet te twijfelen over de eerste Miranda’s EP (For Promotion Only) en de eerste LP van de Tröckener Kecks, de rest was een beetje nattevingerwerk.

BUITENLANDS (op alfabetische volgorde)
Buzzcocks – Another Music In A Different Kitchen LP
Crass – Penis Envy LP
The Damned – Machine Gun Etiquette LP
Dead Kennedy’s – Fresh Fruit For Rotting Vegetables LP
The Stranglers – Black And White LP
Opmerking: ik had ook kunnen kiezen voor The Crack van The Ruts, het eerste of tweede EP’tje van Rudimentary Peni, of gewoon vijf LP’s van The Stranglers… En ik wist niet zeker of Setting Sons van The Jam en de eerste LP van Killing Joke als punk betiteld mogen worden, dus die heb ik voor het gemak maar buiten beschouwing gelaten.

Richard:
The Ex – History Is What’s Happening LP
De Straks – Vrij, Onverteerd EP
Ivy Green – Ivy Green LP
The Miranda’s – For Promotion Only EP
Tröckener Kecks – Schliessbaum LP

Crass – Feeding Of The Five Thousand 12”
The Damned – Machine Gun Etiquette LP
The Ruts – The Crack LP
Radio Birdman – Radios Appear LP
The Buzzcocks – Love Bites LP

John:
Sex Pistols – Never Mind the Bollocks LP
Ramones – It’s Alive LP
Cockney Rejects – Greatest Hits Vol.1 LP
Sham 69 – That’s Life LP
Dead Kennedy’s – Fresh Fruit For Rotting Vegetables LP

René: Punk kwam voor mij altijd uit de UK (hoewel er een uitzondering is)
Zonder twijfel en nog steeds relevant:  
The Damned – Damned Damned Damned LP (volle bak energie Stooges)
The Stranglers – Rattus Norvegicus LP (muzikaal, bas, Doors)

Nu wordt het random
The Ruts – Grin & Bear It LP (intelligent en muzikaal)
Crass – The Feeding of the Five Thousand 12”
Dead Kennedy’s – Fresh Fruit for Rotting Vegetables LP

Over NL punk albums heb ik niet echt een mening.