Interview: Sam Tjioe
Known For: bassplayer for Tits, co-founder of the Plurex label and No Fun
By: Kees Smit/nederpunk.punt.nl
How: Face to face
When: July 2011

Op een zomerse vrijdagmiddag ging ik naar een bijzondere locatie (een oud en met enige moeite te vinden transportbedrijf aan de Cruquiusweg) om daar een even bijzondere man te interviewen. Sam Tjioe was bassist van de legendarische Amsterdamse punkband Tits en mede-oprichter van het Plurex label, waarop tussen 1978 en 1983 drie nederpunk klassiekers verschenen (Mollesters, Tits, Filth) naast een groot aantal andere singles en elpees van onder meer Minny Pops, Mumbles, Tapes, Interior, Young Lions en Nasmak. Sam werkte daarnaast in de roemruchte hoofdstedelijke platenzaak RAF en was betrokken bij oprichting van de winkel No Fun van Hansje Joustra.

Kees: Hoe ben je in de punkscene terecht gekomen?
Sam: Ik kende de mensen van de Amsterdamse Hi-Fi winkel RAF die in de Rijnstraat zat. Begin jaren zeventig zijn ze een platenwinkel begonnen. De platenzaak die werd gerund door Jules Lekanne was in de begindagen helemaal niet succesvol. Ondanks dat ze een goed repertoire voerden lukte het niet, waarschijnlijk kwam dat omdat ze op een plek zaten die erg uit de loop was. Na het vertrek van Jules werd de zaak gedegradeerd tot een soort buurtwinkel. Hansje Joustra kwam toen de zaak op sterven na dood was, en mede omdat hij goed bevriend was met de eigenaar van RAF. Hansje wilde wel graag wat van die winkel maken. Ik woonde vlak bij RAF in de buurt en kende Hansje, die mij vroeg bij RAF af en toe te komen werken. Aanvankelijk werkte ik er alleen op koopavonden en op zaterdag. Later ben ik daar vast gaan werken. Ik ben vanaf jongs af aan met muziek bezig en vanaf een jaar of vijftien met allerlei Nederlandse bands in de jaren zestig en zeventig op tournee geweest als roadie.

Kees: Ik moet je ongetwijfeld gezien hebben in die tijd want RAF was voor mij de winkel waar ik mijn eerste punkplaten kocht. Dat was samen met mijn vriend Herry die toen in de Waverstraat woonde vlak bij RAF. We gingen daar vaak platen luisteren en kopen. Dat is begonnen in de zomer van 1978, ik was toen 14 en zat op de middelbare school. Dat was op de Nobelweg, ook niet zo ver van RAF. Ik weet nog dat RAF goedkoper was dan Concerto. Ik ging ook regelmatig naar Concerto maar zeker in het begin kocht ik daar veel minder vanwege hun hogere prijzen. De bedrijfsleider van Concerto kon dat niet altijd waarderen.
Sam: Ik ging vanaf 1974 bij RAF werken dus ik werkte er al een aantal jaar toen jij er voor het eerst kwam. We zijn toen heel veel import gaan doen zowel uit de V.S. en uit Engeland met als doel de beste platenzaak van Nederland worden en om Boudisque naar de kroon te steken. Dat is ons uiteindelijk voor een korte periode ook gelukt. We hebben toen ook mensen bij Boudisque weggekaapt. Eleanor was net als ik, eerst klant bij RAF en ging er later werken. Haar toenmalige vriend Bert werkte op Schiphol en kon er zodoende voor zorgen dat het vinyl dat we importeerden heel snel in de winkel arriveerde. We hadden allemaal onze eigen specialiteit, ik richtte me vooral op reggae en de heavy muziek terwijl Hansje meer gespecialiseerd was in psychedelische muziek en in singer-songwriters, Eleanor hield in die tijd erg van country. In de internationale fanzine en muziekpers (who put the bomp, sounds, NME) lazen we interessante artikelen over de nieuwe muziek die o.a. uit New York kwam. Hansje is in 1975 naar de V.S. gegaan om daar in clubs als CBGS en Max Kansas City zijn licht op te steken, tijdens een bezoek aan de de exporteur van RAF. Hansje kwam met enthousiaste verhalen terug. Omstreeks dezelfde tijd stak punk ook in Engeland de kop op.

De programmeurs van Paradiso hadden inmiddels ook lucht gekregen van de nieuwe ontwikkelingen en kwamen bij ons langs met de vraag welke punkbands interessant waren om te boeken. Wij hebben met onze adviezen toen de aanzet gegeven tot de eerste punkconcerten in Paradiso. In die tijd was het ook afgelopen met het hippie zijn en lieten we één voor één ons lange haar knippen (ik was de eerste, Hansje volgde enkele maanden later).

RAF was ook een belangrijke springplank voor grotere labels. Ze brachten lang niet alles meteen in Europa uit maar checkten vaak eerst bij ons hoe een bepaalde plaat het deed en stemden daar hun marktstrategie op af. De labelmanagers kwamen dus vaak langs bij RAF om te horen hoe de handel liep. Later zijn veel van die jongens directeur van die maatschappijen geworden. Een voorbeeld was de eerste LP van Alan Parsons (Tales of Mystery and Imagination). Dat was een geweldige plaat die in de V.S. totaal geflopt was. Omdat wij veel van die plaat hadden verkocht werd hij uiteindelijk ook in Europa uitgebracht waar het wel een groot succes werd. Alan Parsons is toen persoonlijk langsgekomen om me te bedanken dat ik zijn plaat gepromoot had. Bij RAF kwamen in die tijd veel bekende artiesten binnenlopen als ze op tour waren zoals Lou Reed, John Cale, Robert Fripp, The Beach Boys en vele anderen.

Kees: Hoe is No Fun ontstaan?
Sam: Omdat Hansje, Eleanor en ik erg gegrepen waren door de punk leek een punkwinkel ons een geweldig idee. We zijn toen gaan rondkijken en vonden een pand aan de Rozengracht dat heel geschikt was. Hansje werd de baas en samen met Eleanor regelde hij de inkoop en verkoop, ik ben alleen betrokken geweest bij het opzetten van de winkel met name de inrichting en vormgeving. In die tijd tekende ik de advertenties voor de winkels (Raf, No Fun) in muziekkrant Oor.

Kees: Kun je iets vertellen over de eerste nederpunk single?
Sam: Op een bepaald moment, het zal eind 1977 zijn geweest, werd ik benaderd door iemand van Phonogram die zich afvroeg of er al Nederlandse punkbands actief waren. Ze wilden daar wel wat mee gaan doen. Ik heb toen gezegd dat er wel wat activiteit was en er langzaam een nederpunk scene begon te ontstaan, maar dat er nog geen enkele band was die een plaat had gemaakt. In Den Haag had Manon Acket (dochter van Paul Acket) zelfs al een punkwinkel maar die verkocht alleen punkkleding, met name van Vivienne Westwood (die samen met Malcolm Mc Laren op King’s Road in London de winkel Sex dreef waar The Sex Pistols geboren werden, KS) en vrijwel geen muziek. Ik sprak met Phonogram af dat ik de ontwikkelingen in de gaten zou blijven houden. Bij RAF kwam op een zeker moment een jongen in de winkel van een jaar of zeventien die in Engeland was geweest en erg geïnteresseerd was in punk. Dat was Wally van Middendorp. Zelf was ik ongeveer een jaar daarvoor in New York geweest en had daar via via de leden van Pere Ubu ontmoet. Die kwamen eigenlijk uit Cleveland maar zaten veel in New York. Ik ben toen ook naar Cleveland gegaan om daar in de Pirate’s Cove (fameuze club die nog steeds bestaat en vlakbij de Cleveland State University ligt. Pere Ubu trad er vanaf 1976 tot eind 1979 regelmatig op, maar ook Devo, Dead Boys, Mirrors en vele andere punk en post-punk bands, zie http://ubuprojex.net/index.html voor meer info, KS) Pere Ubu te zien spelen. Ik ging met een grote doos platen naar de V.S. toe maar ik kon alleen maar de eerste LP van Herman Brood (Street) meenemen want veel meer was er in Nederland in die tijd niet. Wally vond Pere Ubu geweldig en hield ook van The Sex Pistols en andere vroege punk. Hij vroeg mij of hij bij RAF een zelfgemaakte poster mocht ophangen, ik zei dat ik dat prima vond. Het kwam zelfs goed uit want ik wilde RAF een beetje opfleuren omdat ik de inrichting op dat moment erg saai vond. De poster van Wally bleek de tekst “We’re so glad Elvis is Dead” te bevatten. Dat lag in die tijd nogal gevoelig omdat Elvis net overleden was. Een week later kwam die man van Phonogram (Ruud) weer om te informeren of er nu al eens wat Nederlandse punk was. Ik zei toen dat ik een punkband had gevonden die Tits heette. Dat was afgeleid van de bijnaam die ik Eleanor had gegeven. Tijdens het gesprek zag ik die poster hangen en zei toen dat ze een nummer hadden dat We’re So Glad Elvis is Dead heette. Ruud geloofde mij en zei dat dat wel goed klonk maar dat hij de titel wat problematisch vond. Toen Wally weer in de winkel kwam, vroeg ik hem of hij kon zingen. Hij had aan de Nederlandse David Bowie-competitie meegedaan en was daarin derde geworden. De VPRO heeft dat ooit opgenomen en uitgezonden in een of ander jongeren-programma. Toen ontstond het idee om een single met Wally te gaan opnemen. We hadden wel een naam alleen nog geen band. Ik had vroeger in allerlei bandjes gespeeld en kende ook nogal wat mensen in studio’s. Ik ben dus een rondje gaan bellen en had al snel een band bij elkaar. Willem Hagen werd toetsenist en pianist, Hans Bek de gitarist, Jerry Gobel de drummer en zelf speelde ik bas. Willem zou een nummer schrijven en ik zou er een schrijven en Wally de teksten. We hebben een keer geoefend. Wally bleek niet te kunnen zingen en begon de teksten staccato op te zeggen wat zijn handelsmerk is geworden.

Kees: Waar is de Tits-single opgenomen?
Sam: Een vriend van mij, Alfred, werkte in een studio en wilde ons wel helpen om de single op te nemen. Dat moest wel stiekem en in de nachtelijke uren omdat zijn baas er nooit mee akkoord zou zijn gegaan. We konden gebruik maken van een stuk mastertape dat overgebleven was van de opname van een commercial. Ondertussen hadden de Speedtwins hun elpee trouwens net uitgebracht (ook bij Phonogram op het Universe-label). Met de titel We’re So Glad Elvis is Dead waren ze bij Phonogram toch niet zo blij. We hebben toen afgesproken dat zij de plaat zouden persen en dat we die dan op ons eigen label zouden uitbrengen. Wally heeft toen de naam Plurex bedacht. De broer van Wally (Rob) was veel met vormgeving bezig en tekende voor het hoesontwerp. Het was door mijn contacten via de platenwinkel geen enkel probleem om ze te verkopen, er gingen er 200 naar Engeland (Rough Trade), 250 naar Amerika en de rest werd hier in Nederland verkocht. Bij Max’s Kansas City zat de single zelfs in de jukebox. Wally had bedacht om een flyer te maken voor een optreden van The Tits in hotel Polen dat toen net was afgebrand. Het mooiste was dat er echt een aantal mensen naar hotel Polen zijn gegaan die natuurlijk vreemd opkeken. We hebben in die tijd ook een blad gemaakt dat “Loes gaat op stap” heette. Dat waren verhalen over punk, een strip en bizarre recepten.

Kees: Hoe is het verder gegaan met No Fun?
Sam: Vanaf een zeker moment begon de verhouding tussen mij en Hansje te verslechteren. Dat had met het probleem te maken hoe No Fun en RAF gecombineerd konden worden. Hansje en Eleanor en ik wilden graag in No Fun gaan werken. Er was maar plaats voor twee en iemand moest het filiaal in de Rijnstraat leiden. Jules had na zijn eerste avontuur in deze rol hier geen zin in, zodat uiteindelijk besloten werd dat ik filiaalhouder van RAF zou worden. Dat leidde weer tot wrijvingen met Eleanor omdat zij wel kon gaan doen wat ze heel graag wilde maar ik weer beter betaald kreeg dan zij. No Fun was echter geen commercieel succes, Hansje kocht veel te veel platen in die hij niet meer kon verkopen. Hierdoor kwam de kelder van No Fun helemaal vol te liggen met overtollige voorraad. Als die voorraad nog zou bestaan zou die nu op Ebay een vermogen opbrengen, maar toen werd het voor bijna niks in de uitverkoop gezet. Hansje kon het niet waarderen als ik daar wat van zei. Verder ging Hansje samen met Dirk Polak ook een label opzetten (No Fun, later Torso) waardoor een soort concurrentiestrijd tussen Plurex en No Fun ontstond.

Joost Swarte en Hansje waren allebei stripliefhebbers en vonden elkaar daarin. Wally en ik stonden aan de ene kant en Hansje en Dirk (en in mindere mate Joost als ontwerper van labels en de hoes van The Rousers) aan de andere kant. Ik kreeg ruzie met Hansje over de manier waarop ik RAF runde en ik had kritiek op Hansje over zijn beleid in No Fun. Als hij ergens enthousiast over was realiseerde hij zich niet altijd dat hij zijn tijd vooruit was en dat het misschien wel briljante muziek was maar dat dat nog niet wilde zeggen dat het ook verkocht werd. Het kwam er in feite op neer dat de winkel van No Fun gefinancierd moest worden uit de omzet van RAF. Het moederbedrijf van RAF liep natuurlijk wel heel goed met de verkoop van geluidsapparatuur. De onenigheid die we hadden leidde er uiteindelijk toe dat ik weg moest. Ik vond dat heel vervelend maar al snel vond ik nieuwe dingen waar ik me goed bij voelde, wat leidde tot mijn carrière in de film- en televisie wereld, en realiseerde ik me al snel dat ik het in de laatste periode dat ik bij Raf werkte, het niet meer naar mijn zin had gehad. Gelukkig is het later wel weer goed gekomen tussen mij en Hansje en zijn we de afgelopen dertig jaar weer de beste vrienden.

Kees: Ben je ook betrokken geweest bij de andere releases op Plurex?
Sam: Ja ik heb in beginperiode alles geproduceerd. De singles van Tits, de Mollesters uit Den Haag, Filth en Interior met Peter Klashorst en Rogier van der Ploeg. Met Minny Pops, de band die Wally heeft opgericht na Tits heb ik geen bemoeienis meer gehad. Ik was het niet eens met de aanpak van Wally die ik veel te serieus vond. Ik zag ook niks in contracten met artiesten maar was meer voor totale vrijheid. Terugkijkend begrijp ik nu beter dat die ontwikkelingen onvermijdelijk waren, maar ik kon destijds niet meegaan met de veranderende realiteit van het label. In het begin was alles ongedwongen vrij, iedereen moest een plaat kunnen maken. We hadden een advertentie in Oor gezet, zo van: wie wil er een single maken? Daar kwamen heel veel demos op binnen, het meeste was troep, maar er zaten ook hele goede dingen tussen zoals Mollesters.

Kees: Heel belangrijk in die tijd was de Do-it-Yourself gedachte zoals die ook in Engeland gestalte kreeg. Niet afhankelijk willen zijn van commercie, een platenmaatschappij die je met een contract oplegde wat je moest doen maar je eigen koers bepalen. Het product zelf is belangrijker dan wat je er mee verdient of wat de platenmaatschappij of de maatschappij als geheel er van vindt. Liever de Koekrand dan Oor of een ander gevestigd blad. Liever een eigen label dan een platenmaatschappij.
Sam: De single van Interior hebben we opgenomen in een huisstudiootje in de Pijp van een vriend van me. Hij moest het heel goed isoleren omdat hij anders last kreeg met de buren. Interior had eigenlijk maar 1 nummer (Bizarre Disco) maar de single moest ook een B-kant hebben en die hadden ze eigenlijk niet. Ze gingen toen lukraak improviseren en dat duurde wel een half uur, er kwam geen eind aan. Toen ik het ging afmixen heb ik maar wat geknipt uit de tape maar dat was het toch niet. Ik heb toen geïnspireerd door Bowie die in zijn teksten knipte een soort cut-up techniek voor de muziek ontwikkeld door de taperecorder op een willekeurig moment te stoppen.

Met The Tapes, een wat serieuzere groep met goede muzikanten, hebben we in 1979 hun eerste elpee You Just Can’t Sleep opgenomen. Dat was ook op Plurex. The Tapes hadden een kunstacademie achtergrond. Zij hadden hun zaakjes veel beter voor elkaar dan de groepen met wie we daarvoor werkten. Ze hadden een eigen repertoire en wisten zelf hoe ze wilden klinken. We hebben die plaat met een klein budget opgenomen in oktober 1978 in de Bassstudio bij Jaap Brunink in Vuren Samen met Alfred heb ik de Tapes plaat in Amsterdam toen afgemixt.

Wally wist in die tijd niet veel over hoe je een plaat moest opnemen en verkopen maar zijn kracht was dat hij heel veel spirit had en alles voor de muziek deed. Hij woonde een tijdlang in een soort groot uitgevallen kast waar hij sliep en al zijn spullen bewaarde. Geen moeite was hem teveel en hij ging overal op af. Toen het masteren van de Tits-single in Nederland vrij duur bleek hebben we gezocht naar goedkopere adressen. Wally is toen in 24 uur naar Parijs gegaan met de trein omdat daar het goedkoopste adres was waar kon laten masteren hij ging dan heen en weer omdat er geen geld was voor een overnachting. In België vonden we een goedkope perserij waar het een enorme bende was en waar ook de nodige niet legale activiteiten plaatsvonden. Daar hebben we de Plurex-singles toen laten persen. Soms stonden we samen de singles zelf in de hoezen te steken omdat dat goedkoper was. Met een van vrienden gecharterde auto’s werd er heen en weer geraced om de platen zo snel mogelijk in de winkel te krijgen.Wally trok het land in met een paar dozen singles om die bij plaatselijke winkels aan de man te brengen.

Wat The Tapes betreft: hun manager Fred Hermes is toen gaan shoppen met de elpee. Dat leidde ertoe dat Phonogram wel interesse had om de plaat her uit te brengen op Phonogram en een tweede elpee met The Tapes op te nemen. Wally wist hoe ik daar over dacht en dat ik tegen het aangaan van contracten met platenmaatschappijen was zodat hij zonder mijn medeweten de besprekingen is aangegaan. De aanleiding voor mijn breuk met Plurex was een interview op de radio met de Tapes en een aantal andere figuren uit de scene zoals Dirk Polak. Dat was een soort overzicht van de stand van zaken in de scene. Ik was daar niet voor uitgenodigd. Hansje belde me toen op en sprak zijn verbazing uit dat ze mij niet hadden gevraagd. Ik ben toen met hem meegereden en heb ik de studio voor het nodige vuurwerk gezorgd door ze allemaal voor judassen uit te maken. Ik heb nooit een cent ontvangen voor mijn bijdrage, waarvan ik ook nooit wakker van heb gelegen. Het heeft me een geweldige tijd bezorgd waar ik met plezier en trots op terug kijk. Hansje is later opgehouden met Torso. Het avontuur heeft hem, in tegenstelling tot mij, ook veel gekost. Hij had veel geld geïnvesteerd (in verhouding tot wat hij toen verdiende) in de opnames van de artiesten, met name in Mecano.

Kees: Kun je iets meer vertellen over de tweestrijd tussen No Fun en Plurex?
Sam: Er was zeker sprake van competitie. Hansje ging op zoek naar “zijn eigen Wally”. Dat werd Joris Pelgrom, die op dat moment ongeveer 15 jaar was. Joris heeft in het begin af en toe bij No Fun gewerkt en daarna het Half Twee singeltje gemaakt met de Helmettes. Daarvoor hebben ze op No Fun de God’s Heart Attack single gemaakt (gevolgd door Mecano en Subway, KS). Uiteindelijk ben ik met Plurex gestopt ten tijde van het uitkomen van de eerste Minny Pops single (Kojak) eind 1979. RAF en Hansje zijn toen ook met No Fun gestopt omdat de omzet te gering was om de zaak draaiende te houden. Hij zat in een duur pand en had veel personeelskosten. Wally en Eleanor zijn later bij Boudisque terecht gekomen. Eind 1979 is er ook duidelijk een verharding in de punk en new wave opgetreden. Ik vond het toen allemaal minder interessant worden.

Kees: Dat hield ook verband met de sterke opkomst van de kraakbeweging en de invloed van harddrugs, vooral heroine. De kraakbeweging maakte gebruik van de punk om hun boodschap te verspreiden. Weet je ook wat het verhaal is achter de Mumbles-single?
Sam: Dat is een grappig verhaal, want die band zat wel op Plurex maar kwam uit San Francisco. Er kwam bij RAF een jongen die een heel verhaal vertelde over een band waar hij in speelde, The Mumbles. Hij wilde een soort ruil doen met singles van Plurex en singles van zijn eigen label. Dat bleek de single van de Mumbles en dat klonk erg goed. Hij wou graag in Amsterdam blijven maar had geen slaapplaats. Uiteindelijk is hij een hele tijd gebleven en bij mij komen logeren, dat klikte erg goed, ook met Wally. Uiteindelijk leidde dat tot de Mumbles-single Poly Vinyl op Plurex die in 1979 uitkwam. De zanger van Mumbles zong ook in een andere band, Permanent Wave. Ook de leden van die band hebben bij mij gelogeerd. The Mumbles hadden de nummers op die single trouwens daar zelf opgenomen en hebben ze alleen bij ons uitgebracht.

Kees: Ik kan me nog goed herinneren dat ik dacht dat The Mumbles een Nederlandse band was omdat ze op Plurex zaten. Ik had die single bij RAF gekocht en informeerde later in de winkel wanneer The Mumbles een keer zouden optreden. Men zei toen dat als ik The Mumbles wilde zien spelen ik naar San Francisco zou moeten omdat ze daar vandaan kwamen.
Sam: Wat ik nog wil vermelden is dat ik van de generatie ben die de “summer of love” nog net heeft meegemaakt. Als tiener was ik daarvan zwaar onder de indruk. Toen de punk begon hoopte ik op eenzelfde eenheidsgeest onder de jongeren. In Cleveland en ook enige tijd in de Nederlandse punkscene kwam dat gevoel weer een beetje terug, een bepaalde saamhorigheid en het gevoel dat je mensen vrijwel meteen kon vertrouwen. Helaas was dat gevoel van vrij korte duur. De jeugd werd als het ware ingehaald door de volwassenheid.

Sam: Er is ook nog een niet uitgebrachte single van Ton van der Meer op Plurex. We mochten dat toen niet uitbrengen omdat Ton al een contract had getekend op het label van de Golden Earring. De Golden Earring had een rifje van Ton gebruikt en wilde iets terug doen. We zijn toen nog bij Joost den Draaijer geweest om ervoor te pleiten dat we zelf een single met Ton zouden uitbrengen (het nummer Ik Kan Het Niet Alleen). Maar Joost wilde daar absoluut niet van weten. (De single is inmiddels toch verschenen op een verzamel-cd/lp met No Fun en Plurex-singles).

Bedankt voor het interview, Sam.