Interview: Ronald van den Brink
Known For: guitarplayer & vocalist for God’s Heart Attack
By: Kees Smit/nederpunk.punt.nl
How: Email
When: March 2008

@ Paradiso, Amsterdam 1978 (© Martijn de Jonge)

Kees: Wanneer ben je voor het eerst in aanraking gekomen met het verschijnsel punk?
Ronald: Eind 1976 hoorde ik de single “Heart of the City/So it Goes” van Nick Lowe. Dit was de eerste single op het Engelse Stiff label. Ik kocht die single op de Haarlemmerdijk bij een klein platenwinkeltje. Deze single wordt nooit genoemd als het over punk gaat. Het wordt meer beschouwd als new wave. Maar voor mij was het een belangrijk moment. Ik vind die plaat trouwens nog steeds geweldig. Ik had de tijd daarvoor meegemaakt. Toen had je Dr. Feelgood en de J. Geils Band. Dat was wel zo’n beetje het meest heftige wat er toen was. Die single van Nick Lowe had een bepaalde energie die het voor mij deed. Het was voor mij een belangrijk teken van een op handen zijnde verandering. Kort daarna kwam op het Chiswick-label de single “I Wanna Be Free/Automobile” van The Rings out, tevens een single van de Surburban studs op het Pogo label. Dat was ook een openbaring voor mij.

Een goed voorbeeld van de tomeloze energie van punk was ook de eerste keer dat The Ramones in Paradiso speelden. Toen ze begonnen te spelen stoof het publiek meteen uiteen zodat een grotere afstand met het podium ontstond. Dat was niet zozeer omdat men schrok maar meer vanwege de enorme energie die er van die band afstraalde. Daarnaast heeft Patti Smith een grote indruk op mij gemaakt met haar concerten. Het was bij haar voor mij niet zozeer de muziek maar meer de instelling en de podiumpresentatie die geweldig waren. Zij straalde iets uit van de vrijheid die ze nam om te doen wat ze wilde.

Kees: Wat vond je van The Sex Pistols in die tijd?
Ronald: Eigenlijk vond ik daar niks aan, het was sloom. langzaam en Chris Spedding, die officieël niet eens in die band speelde, bepaalde met zijn gitaarspel grotendeels het geluid. Muzikaal stelde het allemaal erg weinig voor, het was vooral een marketingstunt waar vervolgens iedereen achteraan liep.

Kees: Je was in die tijd zelf ook al bezig om een band op te zetten?
Ronald: Ik was allang bezig met muziek en een van de dingen die ik deed was mezelf opnemen op een bandrecorder en dan alles zelf proberen in te spelen Dat heet sound on sound. Ik vond het prachtig maar de meeste mensen die het hoorden vonden het teringherrie. Behalve mijn maatje Ed Fels. Ik was samen met hem opgegroeid in een nieuwbouwwijk in Amsterdam-Noord hij was een jaar of 3 ouder dan ik en we waren een beetje buitenbeentjes, eigenlijk hoorden we nergens bij en we trokken daardoor erg veel met elkaar op. We werden beschouwd als het uitschot van de buurt.

Daar hadden we ook samen ons eerste bandje maar op de een of andere manier kon ik het in een band nooit met hem uithouden, Hij was uiterst creatief maar tegelijk zo muzikaal als een lantaarnpaal. Hij schreef erg veel teksten of eigenlijk meer flarden tekst die zouden voor mij nog erg belangrijk worden. Hij was erg bezig met loskomen van allerlei overheersende factoren (de gevestigde orde en zoals religie etc). Uiteindelijk ging ik op mijn 16de, na van alles en nog wat met de kinderbescherming en mijn ouders te hebben doorstaan, op mijn brommer ervan door en trok het echte leven in. Het duurde niet lang of Ed verscheen weer in mijn leven toen hij net 19 was en erg bezig met drank, drugs (hij was oa apothekersassistent), oudere vrouwen en alles wat maar anders was. Uiteindelijk kwam hij te wonen achter een kerk. Die kerk had klokken en je begrijpt die wilden zich laten horen en Ed irriteerde zich daar enorm aan. Uiteindelijk zorgde dat voor het idee achter God’s Heart Attack (Ed heeft de naam bedacht!). We hadden nogal wat discussies over het dwingende karakter van het geloof en de kerk met zich meedraagt. Uiteindelijk vonden we dat alles wat met geloof te maken had eigenlijk in de basis fascistisch is en er op uit is om een ieder zijn vrijheid af te nemen. Kortom, nogal een radicale gedachte en we konden het dan ook niet laten om dat een ieder te laten weten. We wilden een soort verandering maar we wisten ook niet goed wat. Het ging erom om tegen de heilige huisjes te schoppen, niet zozeer om ze omver te schoppen, maar om mensen aan het denken te zetten. Dat bleek niet zozeer uit de nummers die uiteindelijk op de single kwamen,die hadden weinig serieuze teksten maar wel bijvoorbeeld uit een nummer als Painting the Town Red dat erover ging dat als je de stad inging, je daar ook iets moest doen om opschudding te veroorzaken en reactie bij mensen uit te lokken. Hoe men reageerde interesseerde me niet zo, als ze maar reageerden en dat was al helemaal zo bij onze concerten. Ik had de neiging dat wanneer het publiek niet wilde reageren ik ze uitdaagde door ze uit te schelden, meestal gebeurde er dan wel wat. De teksten die Ed schreef gingen voor een deel daarover en over de ontdekkingstocht die je nu eenmaal doet in je tienerjaren en de conflicten die je dan vanzelf krijgt met ouders, leraren en andere autoriteiten. Je moet je voorstellen dat dit veel meer een langduriger proces was dan zo maar een periode soms zagen we elkaar veel en dan in maanden weer niet.

Ondertussen klooide ik maar door met mijn bandrecorder. Ik hoorde op de radio een oproep van een talentenjacht in Paradiso en ik heb die gasten opgebeld en kon toen komen. Dit waren avonden waarop er van alles en nog wat werd gespeeld samen met de huisband die ze toen hadden. Wonder boven wonder vonden ze het zo leuk dat ik werd uitgenodigd te komen spelen in de grote zaal. Dit bleek het eerste Nederlandse punkfestival te zijn. Tja toen had ik een probleem want geen band en ik meen dat vijf weken later dat festival al was. Uiteindelijk kwam ik Frank Kooyman tegen op de verjaardag van mijn schoonzus en hij had een basgitaar en ook nog een broertje die gitaar speelde (dat was dus Pieter Kooyman, ook bekend van Mecano en Helmettes) via via kende ik nog een jongen die zelf zijn elektronische orgel had gebouwd en hij kende weer iemand die drumde. En zie het bandje was daar. Jammer was dat de drummer lekker op tempo begon maar dat niet kon volhouden. Bij gebrek aan beter moest het maar omdat de festivalavond naderde. Ik kan me verder nog herinneren dat sommige leden nogal moeite hadden met de naam en die eigenlijk wilden veranderen. Daar heb ik nooit aan willen toegeven. De grote avond was daar en ook meteen was daar de eerste teleurstelling de naam God’s Heart Attack was op het affiche van Paradiso veranderd in God’s Attack iets heel anders dus! Ze waren zo bang voor problemen dat ze dit zo maar hadden gedaan en die oetlul van een affichemaker die toen bij hun werkte (Martin Kaye) maakte vreselijke problemen over het logo (Ed had een fantastisch logo bedacht dat het Christus kruis voorstelde waarvan de schaduw vervormde tot een hakenkruis) dat op een bord stond die ik op het podium wilde hebben dat ging zo ver dat als het bord niet werd verwijderd we niet mochten spelen. ik moest zelfs bij de directeur komen. Ik had niet het idee dat ook maar iemand in de band besefte wat er gebeurde en waar Ed en ik mee bezig waren. Verder speelden die avond Whizz Guy uit Huizen en de Suzannes uit Enschede. Whizz Guy speelde een soort powerpop zoals ook de Cilinders. De Suzannes waren veel studentikozer. Ronnie Kreeft de latere drummer kwam ik tegen bij Raf of No fun Frank, Pieter en Ronnie hebben overigens samen met Joris (als zanger) de Helmettes-single opgenomen.

Kees: Het idee van Fucking Peter die in VD Patients en Jezus And The Gospelfuckers speelde (elders op de site geïnterviewd) is ook dat echte punkbands geen platen maakten. Hij heeft zich daar trouwens ook aan gehouden, want noch met VD Patients nog met Gospelfuckers heeft hij ooit iets op vinyl uitgebracht. Van Jezus And The Gospelfuckers zijn overigens veel later (in 2002) op Kangaroo records wel demo’s op LP en CD uitgekomen.
Ronald: Ik kan me nu wel iets voorstellen bij die gedachte, hoewel ik denk dat de meeste bandjes daar anders over zouden denken. Ik heb er destijds toch alles aan gedaan om die single uit te kunnen brengen. Achteraf had ik het misschien niet moeten willen want ik heb daarvoor te veel compromissen moeten sluiten. De single zoals die uiteindelijk uitkwam had eigenlijk in die vorm ook niet moeten verschijnen. De bedoeling was eigenlijk dat het nummer Treat Me Like a Doll (de A-kant) live zou worden opgenomen in Oktopus. Vanwege de Helmettes connectie kwam Joris (de Helmettes) die avond ook spelen. Daardoor hinkte de band op twee gedachten en waren de opnamen beroerd en was de band niet goed gefocust daarbij was het geluid beroerd waardoor we ze uiteindelijk niet konden gebruiken.Diezelfde avond wou ik overigens al met de band stoppen maar de anderen wisten mij te overtuigen om door te gaan. De tapes zijn er overigens nog wel. I Ain’t no Hooker (de B-kant) is door Pieter geschreven en dat was niet echt mijn favoriete nummer. De A-kant zou eigenlijk I Am a Punk worden maar dat nummer kwam nooit goed uit de verf.

Kees: Het verhaal ging dat er in God’s Heart Attack twee broers speelden (jij en je broer) en dat dat zeer beruchte figuren waren. Dat verhaal, dat ook in Muziekkrant Oor heeft gestaan, bleek later niet te kloppen.
Ronald: Ik heb zeker nooit met mijn broer in God’s Heart Attack gezeten (en ook niet in een andere band trouwens). Overigens zaten er wel twee broers in die band (Pieter en zijn broer Frank) maar die waren absoluut niet berucht. Via Hansje Joustra ben ik in de winkel op de Rozengracht 139, No Fun, komen werken. Op het label van Hansje, dat ook No Fun heette, is de single ook uitgekomen. Deze is geproduceerd door Michael Smith die in The Softies speelde met Captain Sensible.

God’s Heart Attack @ Paradiso, Amsterdam 1978 (© Martijn de Jonge)

Kees: Een belangrijk patroon dat je ziet binnen de punkbeweging zijn de twee stromingen van punk lang leve de lol waarbij het vooral ging om zuipen, neuken, baldadigheden en lol maken en de PC punks die een politieke boodschap hadden en de wereld wilden veranderen. Tot de laatste groep behoorden ook kunstzinnige punks die het niet alleen om de muziek ging maar om punk als culturele subcultuur. Dat is een belangrijke waterscheiding geweest die als een rode draad door de hele geschiedenis van de punk loopt, overigens niet alleen in Nederland.
Ronald: Ik herken dat heel duidelijk. Een politieke boodschap probeerde ik zeker erin te brengen, van de zogenaamde kunstzinnige punks moest ik echter niets hebben. Wat ook jammer was dat de punkbeweging al snel commerciëler werd zodat zich niet echt een hechte scene ontwikkelde en het snel verwaterde allemaal. Bands als de Flyin’ Spiderz hebben daar ook geen goed aan gedaan. Dat was echt een band die niks met punk te maken had maar er wel een graantje van mee wilde pikken.

Ronald: Overigens is het volgende verhaal ook nog wel grappig. Bij het Stiff-label hadden ze het nummer I Love my Label gemaakt. Als reactie daarop had ik een nummer geschreven met de tekst “I wanna be where the new records come, I wanna be in No Fun”. Later is dat de tune geworden van het VPRO-radio programma Oorkussen (“m’n pa die klaagt elke vrijdag zet die radio zachter, maar pa, als ik niet luister, dan raak ik verdomme achter. Dit is de VPRO, Oorkussen op je radio”). Die tune heb ik toen ingespeeld met de Cilinders. Rene de Metz van die band heeft overigens onlangs een leuke verzamel CD uitgebracht. Blondie werd dan wel heel beroemd maar de Cilinders waren veel beter.

Kees: God’s Heart Attack werd dus toch niet helemaal wat je je er bij voorgesteld had?
Ronald: De ervaring in de studio in Amersfoort waar we de single opnamen was ook niet zo geweldig. Het was duidelijk dat men daar nooit punkbands opnam. De drummer werd in een apart hokje gezet dat was ook heel apart. Dirk Polak wou het wel produceren maar ik zag dat niet zitten. Toen is het dus Michael van The Softies geworden. Overigens heb ik nog een aantal niet uitgebrachte opnamen, onder meer van demo’s, een concert in Anna Paulowna en nog zo het een en ander. Dat staat allemaal op ouderwetse spoelenbanden van een bandrecorder.

Kees: Die opnamen zouden we een keer kunnen digitaliseren.
Ronald: Dat lijkt me een leuk idee, ik zal het bij elkaar zoeken. Overigens is het niet zo dat Joost Swarte de hoes van de God’s Heart Attack single heeft ontworpen. Hij heeft alleen het label ontworpen, de hoes heb ik zelf gedaan.

Ronald: Het verhaal van het concert op Texel was ook heel apart. Dat was een soort schaakcafé waar ze helemaal uit hun dak gingen. Via een jongen in Frankrijk is daarover nog een artikel in Muziekkrant Oor verschenen.

Ronald: Na God’s Heart Attack zat ik in Motorboat met Pebbles, Ronnie Kreeft en Carlo. Dit heeft maar kort geduurd. Dat lag meer aan mij dan aan hun maar ik had ‘t wel gehad om steeds maar weer de dingen te moeten organiseren. Achteraf was dit te kort weliswaar was dit bandje rommelig maar de nummers waren een stuk lolliger en het zat veel vrolijker in elkaar.

Kees: Hoe reageerde de omgeving (ouders, vrienden e.d.) op het feit dat je in een punkband speelde?
Ronald: Ik ben op mijn vijftiende uit huis vertrokken met een vuilniszak op mijn nek met mijn spullen dus van dat soort reacties had ik geen last omdat ik ook nooit meer thuis kwam. Ik had wel te maken met de omgeving van de andere bandleden. Zo was bijvoorbeeld de naam God’s Heart Attack een probleem voor sommige bandleden hun familie. Het was natuurlijk ook helemaal de tijdsgeest om je overal tegen af te zetten en de confrontatie te zoeken. In een stampvolle trein ging er vaak niemand naast me zitten dat kwam dan wel weer goed uit. Dus al met al heb ik van de omgeving zelf nooit last gehad.

Kees: Hoe kijk je terug op de punkperiode?
Ronald: Mensen zeggen vaak dat het uniek was maar dat is volgens mij niet zo. Het hoort bij je jeugd en het opgroeien en iedereen heeft op zijn manier dan dergelijke ervaringen. Wat ik er aan overgehouden heb als centraal idee is dat je het in leven alleen moet doen zeker met muzikanten want dat anderen niet of minder bezig zijn met wat jou bezielt. Dat is echter meer levenservaring dan punk ervaring. Ik luisterde in die tijd ook naar muziek die niets met punk te maken had, bijvoorbeeld naar het vroege werk van Bruce Springsteen. Dat waren echter muzikanten van een dermate hoog nivo dat ik dat niveau nooit zou kunnen halen. In latere jaren ben ik Nederlandstalige muziek gaan maken. Hansje Joustra noemde mij Dorpsstraat omdat ik van den Brink heet en de Dorpsstraat op het Monopolybord naast de Brink is. Ik heb toen een nummer gemaakt Ga niet Langs Af. Dat is gedraaid bij de VPRO. Op de verzamelelpee Uitholling Overdwars staat van Dorpsstraat het nummer Lepeltje. Omdat dat in de tijd was dat W.T. Schippers heel bekend werd bij de VPRO zat ik bij Oorkussen. Wat ik maakte werd steeds verward met Schippers hoewel het heel iets anders was.

Kees: Kun je een aantal van je favoriete platen noemen?
Ronald: Al genoemd heb ik Heart of the City van Nick Lowe. Rings ook al. Toevoegen kan ik nog de 101’ers. Dave Edmunds vond ik ook heel goed maar dat is natuurlijk geen punk. Suburban Studs hadden ook een hele goede eerste single. Bij de meeste bands was het 1 nummer en daarna was het afgelopen. Ik heb er wel eens over gehad om van al die bands één pareltje op een website te zetten. Want bijna elke band heeft wel een heel goed nummer dat nog ergens op de plank ligt.

Kees: Wat zijn tegenwoordig zoal je activiteiten?
Ronald: Ik knoei tegenwoordig met draaiorgels waarbij ik ook zing. Zie de website www.rondorpsstraat.nl. Vooral in Frankrijk (orgue de barbarie) is dat populair. Men zingt dan chansons bij een draaiorgel. Ik probeer dat in het Nederlands een vorm te geven. Wat wij kennen als draaiorgel van de straat is maar een facet, er gebeuren op dat terrein veel meer dingen. Daarnaast werk ik bij een onderzoeksbureau dat onderzoek doet in het openbaar vervoer. Ik vind het leuk om dromen te bouwen. Dat was in de punktijd zo en dat is gebleven. Ik ben altijd op zoek naar iets nieuws. Overigens heb ik er ook wel eens over gedacht om God’s Heart Attack weer nieuw leven in te blazen maar dan zoals het oorspronkelijk bedoeld was. Dus wie weet zie je mij en Ed ooit nog eens als twee oude mannen een ongelooflijke teringherrie maken

Bedankt voor het interview, Ronald!